Strafrecht JAD3 dwangmiddelen

Strafrecht JAD3
Dwangmiddelen
1 / 8
volgende
Slide 1: Tekstslide
StrafrechtMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 8 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Strafrecht JAD3
Dwangmiddelen

Slide 1 - Tekstslide

1. Johan komt uit het café. Hij heeft iets te veel gedronken en dat is goed te merken wanneer hij naar huis wil fietsen. Een toevallig passerende agent roept tegen hem dat hij stil moet staan. Wat is het meest juist?
A
Staande houden
B
Johan is verplicht te stoppen
C
Het doel van ‘staande houden’ is om iemands identiteit vast te stellen.
D
De agent heeft het recht Johan fouilleren

Slide 2 - Quizvraag

2. Karel is op bezoek bij zijn buurman Herman. Hij ontdekt dat in diens schuur wel twaalf splinternieuwe e-bikes staan opgeslagen. Die zijn een week geleden gestolen bij ‘Rijwielhuis Klompenmaker’. Wat is het meest juist?
A
Karel mag zijn buurman aanhouden en naar een politiebureau brengen
B
Karel mag zijn buurman vastbinden en de politie bellen.
C
Karel kan de politie bellen nu sprake is van ‘heterdaad’
D
Hier is geen sprake van ‘heterdaad’. OvJ beslist over aanhouding.

Slide 3 - Quizvraag

3. Hendrik heeft, met net één glas te veel op, in het openbaar de burgemeester uitgemaakt voor ‘imbeciel, leeghoofdig stuk vreten’ (belediging). Een agent die getuige was van dat voorval heeft Hendrik meegenomen naar het politiebureau. Hendrik roept dat hij zo snel mogelijk zal proberen te ontvluchten. Wat is juist?
A
Nu Hendrik heeft aangegeven te willen vluchten kan hij, op grond van art. 67a, in voorlopige hechtenis worden gehouden.
B
Hendrik heeft een misdrijf gepleegd (art. 266 Sr) en dan is voorlopige hechtenis altijd mogelijk.
C
D
Voor eenvoudige belediging is voorlopige hechtenis niet mogelijk.

Slide 4 - Quizvraag

4. Ahmed wordt verdacht van een misdrijf waarvoor geldt dat een maximum gevangenisstraf van meer dan vier jaar kan worden opgelegd. Wat is nu juist?
A
Hij mag alleen in verzekering gesteld worden als dat nodig is voor het verdere onderzoek.
B
Hij moet eerst gehoord worden door een (hulp)officier van justitie, voordat beslist wordt over de inverzekeringstelling.
C
De inverzekeringstelling kan, inclusief verlenging, niet langer dan 2x drie dagen duren.
D
d) Alle drie bovenstaande antwoorden zijn juist.

Slide 5 - Quizvraag

5. Wat is juist over voorlopige hechtenis?
A
Bewaring en gevangenhouding (en eventueel gevangenneming) worden samen ‘voorlopige hechtenis’ genoemd.
B
Ophouden voor onderzoek, bewaring en gevangenhouding worden samen ‘voorlopige hechtenis’ genoemd.
C
In verzekering stellen is hetzelfde als ‘ophouden voor onderzoek’.
D
Geen van de bovenstaande drie antwoorden is juist.

Slide 6 - Quizvraag

6. Hoeveel tijd hebben politie en justitie in totaal om een zaak gereed te maken voor een zitting?
A
96 dagen en 15 uur
B
104 dagen en 15 uur
C
110 dagen en 15 uur
D
112 dagen en 15 uur

Slide 7 - Quizvraag

7. Marja bezoekt het bevrijdingsfestival. Omdat daar meer dan 100.000 bezoekers worden verwacht, heeft de burgemeester het terrein aangewezen als veiligheidsrisiciogebied. Bij het betreden van het festivalterrein wordt Marja onderzocht aan lichaam en kleding (gefouilleerd). Op grond waarvan gebeurt dat?
A
Art. 8 Politiewet, waar veiligheidsfouillering mogelijk wordt gemaakt.
B
Art. 151b Gemeentewet maakt, met toestemming van de officier van justitie, preventief fouilleren mogelijk.
C
Nu er ernstige bezwaren tegen Marja bestaan, geeft art 56 Sv de (hulp)officier van justitie de bevoegdheid om te bepalen dat dit is toegestaan.
D
Fouilleren bij openbare evenementen mag altijd

Slide 8 - Quizvraag