31 januari

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken 4C
  • Vertalen 4C. 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken 4C
  • Vertalen 4C. 

Slide 1 - Tekstslide

A Werkwoord
B Voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Vragen grammatica?

Slide 3 - Open vraag

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 4 - Tekstslide

ἔνδον δ’ ὁ Ἀπολλώνιος καὶ ὁ Διονυσόδωρος τὸν Ἀρχιάδην
κατέλαβον διαλεγόμενον δούλῃ τινὶ περὶ τοῦ δείπνου.

Slide 5 - Open vraag

ὁ δ’ Ἀρχιάδης αὐτῇ εἶπεν·

Slide 6 - Open vraag

αἶγα ἐσθίειν ἐβουλόμην, σὺ δ’ αἶγας εὑρίσκειν οὐκ ἐδύνασο. διὰ τί οὐ ...

Slide 7 - Open vraag

ἰδὼν δὲ τοὺς ἄνδρας ὁ Ἀρχιάδης ἐκ τοῦ δίφρου βραδέως ἀνίστατο καὶ ἅμα ἔλεγεν·

Slide 8 - Open vraag

χαίρετε, ὦ ἄνδρες, περὶ πολλοῦ ποιοῦμαι, ὅτι ὑμεῖς, ἄνδρες γεραιοῦ καὶ πλουσίου οἴκου, παρ’ ἐμέ, ἄνδρα δημοτικόν, ἀφικνεῖσθε.

Slide 9 - Open vraag

τῇ δὲ δούλῃ εἶπεν·
ἄγε δή, δούλη, δύο δίφρους ἔνεγκε τοῖς ἀνδράσιν.

Slide 10 - Open vraag

αὐτίκα δὴ ἡ δούλη τῷ δεσπότῃ ἐπίθετο καὶ τοὺς δίφρους τοῖς ἀνδράσιν ἤνεγκεν.

Slide 11 - Open vraag

ἐπεὶ οὖν ὁ Ἀπολλώνιος καὶ ὁ Διονυσόδωρος ἐκαθέζοντο, ὁ Ἀρχιάδης αὐτοῖς εἶπεν·

Slide 12 - Open vraag

διὰ τί ἐνθάδε ἥκετε, ὦ ἄνδρες; εἴπετέ μοι.

Slide 13 - Open vraag

ὁ δ’ Ἀπολλώνιος αὐτῷ εἶπεν·
ὁ ἐμὸς υἱός, Διονυσόδωρος τὸ ὄνομα, τὴν σὴν θυγατέρα Εὐρύκλειαν
γαμεῖν βούλεται.

Slide 14 - Open vraag

οὐ πενόμεθα δὴ καὶ ἡ σὴ θυγάτηρ εἰς μέγαν οἶκον μέλλει εἰσέρχεσθαι, εἰ τῷ ἐμῷ υἱῷ γαμεῖσθαι βούλεται.

Slide 15 - Open vraag

ἔπειτα ὁ Ἀρχιάδης εἶπεν·
ὅτι ὑμεῖς οὐ πένεσθε, ἐπίσταμαι.

Slide 16 - Open vraag

ἀλλὰ πῶς τὴν προῖκα ἱκανὴν παρέχειν δύναμαι,
τοῦτο οὐκ ἐπίσταμαι.

Slide 17 - Open vraag

ὁ δ’ Ἀπολλώνιος αὐτῷ εἶπεν·
μεγάλης προικὸς οὐ δεόμεθα.

Slide 18 - Open vraag

καὶ πρὸς τούτοις ἕδνα τινὰ παρέχειν βουλόμεθα.

Slide 19 - Open vraag

ἵππος γάρ τις τὸν Διονυσόδωρόν ποτε ἀπέβαλεν καὶ διὰ τοῦτο νῦν ὀλίγον τι χωλός ἐστιν.

Slide 20 - Open vraag

μετὰ ταῦτα σιγὴ πολλὴ ἐγένετο·
τέλος δ’ ὁ Ἀρχιάδης εἶπεν·

Slide 21 - Open vraag

ἔστω· τῷ γάμῳ ὁμολογῶ.

Slide 22 - Open vraag

Opdracht bij de tekst
  • Kleur in elke zin:
  • De persoonsvorm.
  • Andere werkwoordsvormen in een andere kleur.
  • Alle Nominativi in een andere kleur.
  • Alle directe en indirecte objecten ieder in een andere kleur.
  • (Dus: lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp).

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht bij de tekst
  • Benoem ieder woord in de zin.
  • Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
  • Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
  • Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)

Slide 24 - Tekstslide

Oefeningen 1
  • 1 hij komt aan 
  • 2 hij zei (aor.)
  • 3 wij staan op, wij stonden op 
  • 4 ik sprak met
  • 5 vragen (aor.) 

Slide 25 - Tekstslide

Oefeningen 1
  • 6 wij werken (aor.)
  • 7 jij gaf antwoord
  • 8 jullie kwamen (aor.)
  • 9 jij oefende
  • 10 jullie gehoorzaamden (aor.)

Slide 26 - Tekstslide

Oefeningen 2
imperfectum                            aoristus
ἀπεκρίνετο                                  εἶδες
ἐδυνάμεθα                                   ἐγυμνάσαντο
διελέγεσθε                                   ἤροντο
ἐδύνασο                                        ἐπίθου
ἐγιγνόμην                                     ἠργάσατο
εἰσήρχοντο                                   ἐγενόμεθα
ἀνιστάμην                                     εἴπετε

Slide 27 - Tekstslide

Oefeningen 3
  • ἐγὼ τῷ νεανίᾳ διελεγόμην. 
  • Ik praatte met de jongeman.
  • ἡμεῖς σχολὴν ἔχομεν. 
  • Wij hebben vrije tijd.
  • σὺ τὸν ἄνδρα κατέλαβες. 
  • Jij trof de man aan.

Slide 28 - Tekstslide

Oefeningen 3
  • ἡ Εὐρύκλεια γαμεῖσθαι οὐ βούλεται. 
  • Eurykleia wil niet trouwen.
  • οἱ νεανίαι ταῖς παρθένοις φίλοι οὐκ εἰσίν. 
  • De jongens zijn niet geliefd aan/bij de meisjes.
  • ὑμεῖς τὴν βοὴν ἀκούετε. 
  • Jullie horen de schreeuw.

Slide 29 - Tekstslide

Oefeningen 4
  • 1 ἦν → ἦσαν. 
  • Archiades had twee kinderen.
  • 2 ἀπέβαλον → ἀπέβαλεν. 
  • Een paard wierp Dionysodoros (van zich) af.
  • 3 γαμεῖσθαι → γαμεῖν 
  • Dionysodoros wil met Eurykleia trouwen.

Slide 30 - Tekstslide

Oefeningen 4
  • 4 αἱ δοῦλαι → ταῖς δούλαις 
  • Het is de slavinnen niet geoorloofd / de slavinnenmogen niet hun mening (te) zeggen.
  • 5 ἀθλητὴν → ἀθλητὴς 
  • Pheidippos wil atleet worden.

Slide 31 - Tekstslide

Oefeningen 4
  • 6 εἰσίν → ἐστίν. 
  • Die dingen zijn moeilijk.
  • 7 παρθένος οὖσα → παρθένῳ οὔσῃ 
  • Voor Eurykleia was het niet mogelijk naar buiten te gaan omdat zij een meisje was.

Slide 32 - Tekstslide

Aan het werk.
  • Leer de woordjes en grammatica t/m 4C
  • Benoem de gekleurde tekstonderdelen
  • Vertaal 4C, t/m 20.  

    Dit is ook huiswerk. 

Slide 33 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 34 - Open vraag

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 35 - Open vraag