unit 2 selftest

Hello!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hello!

Slide 1 - Tekstslide

Hello!
Today:

Check songtekst opdracht
Uitleg Selftest
2 songteksten 
Selftest maken


Slide 2 - Tekstslide

Ingeleverd door:
1a: Iris, Kim, Jolijn, Hamza, Verona, Thomas, Chantal, Jelte

1b: Jolijn, Joeke, Pieter, Marije, Chelsey, Isa, Leonie, Paula, Kyra, Jade

Slide 3 - Tekstslide

Selftest!

Slide 4 - Tekstslide

Selftest! A+B = Words

Slide 5 - Tekstslide

Selftest! C = can/can't

Slide 6 - Tekstslide

Grammar: can / can't

Slide 7 - Tekstslide

Grammar: can / can't
Om te zeggen dat je iets kunt of mag gebruik je
het hulpwerkwoord 'can'

Om te zeggen dat je iets niet kunt of niet mag gebruik je 'can't (cannot)'

Can en can't (cannot) worden altijd gevolgd door het hele werkwoord!

Slide 8 - Tekstslide

Grammar: can / can't
Bevestigend
Vragend
Ontkennend
I can ...
Can I ...?
I can't ...
You can ...
Can you ...?
You can't ...
He / She / It can ...
Can he/she/it ...?
He/She/It can't ...
We can ...
Can we ...?
We can't ...
You can ...
Cab you ...?
You can't ...
They can ...
Can they ...?
They can't ...

Slide 9 - Tekstslide

Selftest! D = ordinals

Slide 10 - Tekstslide

Grammar: Ordinals

Slide 11 - Tekstslide

Grammar: Ordinals
Rangtelwoorden geven volgorde aan:
first (1st)     -     second (2nd)     -     third (3rd)
fourth (4th)   -   sixth (6th)   -   seventh (7th)   -   etc.
Vanaf 4 komt er -th achter het getal:
Uitzonderingen:
fifth (5th)  -  eighth (8th)   -  ninth (9th)  -  twelfth (12th)

Slide 12 - Tekstslide

Grammar: Ordinals
Bij tientallen vanaf 20 krijg je -ieth i.p.v. -yth:
twentieth (20th)  - thirtieth (30th)  - fourtieth (40th) - etc.
Ook krijg je bij rangtelwoorden een streepje (-) na de 20:
twenty-first (21st) - thirty-sixth (26th) - forty-ninth (49th) etc.

Slide 13 - Tekstslide

Selftest! E= days/months

Slide 14 - Tekstslide

Days & months

Slide 15 - Tekstslide

Days of the week

Slide 16 - Tekstslide


January
February
March
April
May
June

July
August
September
October
November
December
New grammar: months

Slide 17 - Tekstslide

Selftest! F = the time

Slide 18 - Tekstslide

Telling the time

Slide 19 - Tekstslide

Telling the time

  • past: alle tijden vanaf het hele uur tot het halve uur 
  • to: alle tijden vanaf het halve uur tot het hele uur
  • Let op 1: hele uren noem je ... o'clock
  • Let op 2: halve uren krijgen past (half past ... )
  • Let op 3: bij tijden gebruik je in het Nederlands 'om',                     in het Engels gebruik je 'at'                                               > om één uur = at one o'clock
Het Engels kent maar 2 kloktijden:

Slide 20 - Tekstslide

Selftest! G = much many

Slide 21 - Tekstslide


Much and many

Slide 22 - Tekstslide

Much of many?

Much en many betekenen allebei ‘veel’.

  • Bij dingen die je kunt tellen, dingen die in het meervoud staan, gebruik je many.
  -> I have got many shoes. (meerder schoenen, telbaar, meervoud)
  • Bij dingen die je niet kunt tellen, zoals vloeistoffen, geld etc. gebruik je much
 -> There is much money in his bag.
       (je kunt niet zeggen , 1 geld, 2 gelden. Niet telbaar, het woord is in het     
       enkelvoud).

Slide 23 - Tekstslide

many (telbaar)
much (niet telbaar)

Slide 24 - Tekstslide

Hello!
In je agenda:

1a don. 19 november 3e uur
1b vr. 20 november 1e uur

Alle opdrachten van Selftest af!


Slide 25 - Tekstslide