Kunstgeschiedenis Joshua

Prehistorie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstgeschiedenisBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Prehistorie

Slide 1 - Tekstslide

Welke bewering klopt over kunst in de prehistorie?
A
Ze maakten rotsschilderingen
B
Prehistorie kent geen kunst

Slide 2 - Quizvraag



Waarmee had de kunst en architectuur van het oude Egypte vaak te maken?

A
met belangstelling voor de astronomie
B
met het geloof in een leven na de dood
C
met trots op het machtige moederland
D
met de verering van de Nijl als oppergod

Slide 3 - Quizvraag



Kunst in het oude Egypte was gedurende 3000 jaar onveranderlijk.

A
Waar
B
Niet waar
C
D

Slide 4 - Quizvraag


A
Rome
B
Griekenland

Slide 5 - Quizvraag


A
Rome
B
Griekenland

Slide 6 - Quizvraag

Combineer de Griekse goden met hun taak?
Zeus
Hades
Poseidon
Hera
Athene
oppergod
god van de Zeeën
god van de onderwereld
godin van het huwelijk
godin van de krijgskunst en wijsheid

Slide 7 - Sleepvraag

Op de afbeelding staan drie zuilen. Bij elke zuil hoort een Griekse kunst stijl. Combineer de juiste stijl met de juiste zuil.

Zuil 1


Zuil 2

Zuil 3
Korintisch
Dorisch
Ionisch

Slide 8 - Sleepvraag

Griekse overblijfselen
zwartfigurige vaas
roodfigurige vaas

Slide 9 - Tekstslide

Welke cultuur bewonderden de oude Romeinen? Waar vonden ze hun inspiratie?
A
inspiratie bij Griekse kunst
B
inspiratie bij Egyptische kunst
C
inspiratie bij Arabische kunst

Slide 10 - Quizvraag

Welke bewering is juist?
A
Grieken: realisme, Romeinen: perfectie
B
Grieken: perfectie, Romeinen: realisme

Slide 11 - Quizvraag

In de Middeleeuwse kunst draaide alles om
A
God, het lijden van Christus
B
Afbeelden van de rijke mensen (de adel)

Slide 12 - Quizvraag

Middeleeuwse Kunst
Renaissance Kunst
timer
0:40
Realistisch
Nieuwe technieken
Opdrachtgever is de kerk
Opdrachtgevers zijn rijke kooplui
Geen diepe in het schilderij
het leven na de dood staat centraal

Slide 13 - Sleepvraag

Wat is juist?
A
De Renaissance begint in Italie in de 15e eeuw
B
In Frankrijk in de 13e eeuw

Slide 14 - Quizvraag


In Noord-Europa worden schilders tijdens de Renaissance.......genoemd.

A
De Vlaamse Primitieven
B
De Gentse meesters

Slide 15 - Quizvraag

Is dit een kunstwerk van Leonardo da Vinci?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Welke Nederlandse schilders horen bij de Gouden Eeuw?
A
Rembrandt, Vermeer, Hals, Steen
B
Rembrandt, Van Gogh, Vermeer
C
Rembrandt, Vermeer, Mondriaan

Slide 17 - Quizvraag

Wie noemen we de sfinx van Delft? We weten bijna niets over deze schilder.
A
Frans Hals
B
Vincent van Gogh
C
Paulus Potter
D
Johannes Vermeer

Slide 18 - Quizvraag

Johannes Vermeer
Jan Steen 
Het melkmeisje

Het Sint-Nicolaasfeest
'Een huishouden van ...'
Meester van het licht

Slide 19 - Sleepvraag

Welk soort schilderijen maakte Rembrandt vooral?
A
Groepsportret
B
Stilleven
C
Historiestuk
D
Zelfportret

Slide 20 - Quizvraag

De moderne kunst begint rond
A
1800
B
1850
C
1900

Slide 21 - Quizvraag

Impressionisme begon in Frankrijk
in de
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
19e eeuw
D
20e eeuw

Slide 22 - Quizvraag

Wie noemen we de vader van het impressionisme?
De impressionisten wilden hun indrukken op het doek schilderen.
A
Rembrandt van Rijn
B
Claude Monet
C
Vincent van Gogh
D
Jan Steen

Slide 23 - Quizvraag


Behalve impressionisme had je in de 19e eeuw de volgende stromingen:
A
Realisme (werkelijkheid)
B
Barokkunst
C
Gotische kunst
D
Romantiek (vluchten in het verleden, de natuur)

Slide 24 - Quizvraag


De Romantiek (19e eeuw) draaide om
A
vluchten uit de werkelijkheid
B
gezelligheid
C
angst

Slide 25 - Quizvraag

Wie is de vader van het kubisme?
A
Picasso
B
Van Gogh
C
Kahlo
D
Kandinsky

Slide 26 - Quizvraag

prehistorie 
middeleeuwen 
Griekse oudheid
renaissance
impressionisme 
Kubisme
Surrealisme
modern kunst 

Slide 27 - Sleepvraag

La liberté
Guernica
Nachtwacht
De Schreeuw

Slide 28 - Sleepvraag

Koppel het juiste schilderij aan de juiste kunstenaar
Karel Appel
Joan Miro
Vasily Kandinsky
Pablo Picasso

Slide 29 - Sleepvraag

Piet Mondriaan

Slide 30 - Tekstslide