Week 12 2HV Frans

Programme
Andere opzet
Les hier in LessonUp
Je ontvangt hier uitleg en voorbeelden
Je levert de opdrachten in op een vaste manier
Neem deze les als leidraad 
Hier staat wat je moet doen en hoe
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programme
Andere opzet
Les hier in LessonUp
Je ontvangt hier uitleg en voorbeelden
Je levert de opdrachten in op een vaste manier
Neem deze les als leidraad 
Hier staat wat je moet doen en hoe

Slide 1 - Tekstslide

Werkwijze
  • Je krijgt van je groepsdocent elke week een weekplanning
  • Voor Frans staat hier je huiswerk op in je werkboek
  • Ook staat er een link naar LessonUp
  • Je volgt elke week de les in LessonUp
  • Hier krijg je uitleg en oefenvragen
  • Ook staat hier precies welke opdrachten je moet maken

Slide 2 - Tekstslide

Werkwijze inleveren opdrachten
  • Je maakt je opdrachten in je boek
  • Als je klaar bent maak je een foto van alle opdrachten
  • Deze foto's plak je op volgorde in een Worddocument
  • Je noemt je Worddocument Naam Klas Week Vak
  • Je stuurt je Wordbestand naar mij
  • Je krijgt een antwoordenblad in de mail

Slide 3 - Tekstslide

Deze week
Wat ga je deze week leren en doen:

  • je leert de verleden tijd van werkwoorden als trouver/avoir
  • je maakt controlevragen in LessonUp
  • je maakt opdrachten om te oefenen met deze tijd
  • je leert vragen stellen en beantwoorden over anderen

Slide 4 - Tekstslide

Verleden tijd / Imparfait
Je weet inmiddels hoe je iets moet zeggen in de tegenwoordige tijd en hoe het voltooid deelwoord werkt.

Maar hoe zeg je in het Frans?
  • ik vond
  • ik had

Slide 5 - Tekstslide

Bekijk blz. 42 in je tekstboek. Hoe zeg je: ik vond en ik had ?

Slide 6 - Open vraag

Imparfait
Meestal zijn de thema's bij Franse grammatica vrij lastig, gelukkig valt het bij de verleden tijd behoorlijk mee.

Je leert vandaag een stappenplan te hanteren om deze tijd voor werkwoorden als trouver (vinden) en avoir(hebben) te maken.

Slide 7 - Tekstslide

L'imparfait
De verleden tijd  Bron C TB blz. 42

Er was eens .../ Il était une fois...

Slide 8 - Tekstslide

Imparfait?
Je gebruikt de "imparfait" om te vertellen hoe iets was of om te vertellen over gewoontes uit het verleden:

Mon père jouait de la guitare quand il était jeune.
  • Mijn vader speelde gitaar toen hij jong was
Ma mère chantait dans une chorale.
  • Mijn moeder zong in een koor

Slide 9 - Tekstslide

Zo maak je de "imparfait" :
Stap 1 : Neem de nous-vorm van de présent.
  • B.v. nous jouons, nous chantons.
Stap 2 : Haal -ons uitgang eraf
  • jij krijgt : jou-     chant-    
Stap 3 : Voeg de uitgangen van de "imparfait " toe.
  •  je = -ais, tu = -ais, il/elle/on = -ait
  • nous = -ions, vous = -iez, ils/elles = -aient

Let op de "i " bij de nous en vous-vormen

Slide 10 - Tekstslide

Imparfait jouer
Je jouais     
Tu jouais     
 Il jouait /Elle jouait/ On jouait 
Nous jouions   
Vous jouiez   I
ls jouaient /Elles jouaient








Slide 11 - Tekstslide

Imparfait chanter
Je chantais 
Tu chantais I
l chantait Elle chantait On chantait
Nous chantions 
Vous chantiez 
Ils chantaient Elles chantaient  


Slide 12 - Tekstslide

Welke vorm van het tegenwoordige tijd moet ik gebruiken om l'imparfait te maken?
A
Je-form
B
Vous-form
C
Nous-form
D
Ils-form

Slide 13 - Quizvraag

Je gebruikt 'l'imparfait' om te praten over...
A
een actie in de toekomst
B
een actie die nu gebeurt
C
een actie in het verleden
D
gewoontes in het verleden

Slide 14 - Quizvraag

De uitgangen van ''l'imparfait'' zijn :
A
ai, as, a,ons, ez, ont
B
ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
e,es,e,ons,ez,ent
D
ai, as,a.âme,âtes, èrent

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van de "imparfait" van Jij danste?
A
tu dansais
B
tu danssais
C
tu dansait
D
tu dansaient

Slide 16 - Quizvraag

0

Slide 17 - Video

dansais
chantions
jouiez
adorais
allait
aimaient
il
tu
vous
elles
je
nous

Slide 18 - Sleepvraag

De "imparfait" van être is bijzonder...

De vorm is ONGELMATIG 
deze gaat dus NIET met de nous-vorm vd présent stam

Slide 19 - Tekstslide

De  imparfait van être
Je kunt hier NIET de  nous vorm van de Présent nemen. 
Het is de enige uitzondering : de 'imparfait-stam' is: ét-
J'étais
Tu étais
Il / Elle / On était
Nous étions
Vous étiez
Ils / Elles étaient

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
J'était
B
Je suis été
C
J'étais
D
J'êtrais

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
ils était
B
ils étaient
C
ils étais
D
ils étions

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
tu êtrais
B
tu était
C
tu étiez
D
tu étais

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?
A
nous étions
B
nous sommions
C
nous étrons
D
nous sommiez

Slide 24 - Quizvraag

0

Slide 25 - Video

traduis en français:
ik keek
A
je regarde
B
je regardait
C
je regardais
D
j'ai regardé

Slide 26 - Quizvraag

traduis en français:
jullie hadden
A
vous avez
B
vous avoirez
C
vous avriez
D
vous aviez

Slide 27 - Quizvraag

traduis en français:
zij waren
A
elles étaient
B
elles sommaient
C
ils sont
D
ils êtraient

Slide 28 - Quizvraag

Écouter
  • Je gaat straks zelf luisteren naar een chanson waarin vaak de imparfait wordt gebruikt. 
  • Tijdens het luisteren vul je het juiste werkwoord -in de imparfait- in.
  • In de volgende slide klik je op de link
  • Je maakt de opdracht op de site


Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Opdrachten vanaf blz. 102

Opdracht 13c + d
  • In welke tijd staan de zinnen + kruis imparfait aan
Opdracht 14
  • geef antwoord op de vragen
Opdracht 15
  • maak logische zinnen door uit elke kolom een zinsdeel te kiezen. Schrijf de zin op en vertaal

Al klaar?
Lees TB blz. 42 en probeer opdr. 13b+14 vanaf blz. 103 te maken

Slide 31 - Tekstslide

Phrases-clés TB blz. 43
Lees de vragen en antwoorden van de phrases-clés door

Gebruik de vragen en antwoorden om opdracht 17 op blz. 106 te maken
  • Kies 1 persoon uit de opdracht
  • Bedenk 6 vragen die je kan stellen op basis van hun gegevens

Slide 32 - Tekstslide