paragraaf 4.1 Leenheren en leenmannen

Leenheren en Leenmannen
Paragraaf 4.1
Nieuw hoofdstuk
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Leenheren en Leenmannen
Paragraaf 4.1
Nieuw hoofdstuk

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen? 
  • Introductie Hoofdstuk 4
  • Val Romeinse Rijk.
  • Frankische Rijk
  • Karel de Grote
  • Leenstelsel
  • Opdracht
  • Evaluatie.
  • Huiswerk.

Slide 2 - Tekstslide

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
tijdvakken

Slide 3 - Tekstslide

Eerst de naam: 
De Middeleeuwen

  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.

  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welke jaartallen horen bij de middeleeuwen?
A
500-1500
B
1000-1500
C
500-1000
D
0-500

Slide 6 - Quizvraag

Wat weet jij eigenlijk
van de middeleeuwen?

Slide 7 - Woordweb

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je vertellen wie Karel de Grote is
Aan het einde van de les kun je uitleggen hoe Karel de Grote zijn rijk bestuurde. 

Slide 8 - Tekstslide

Verval Romeinse Rijk
  • Volksverhuizingen bedreigen de grenzen
  • Romeinse leger was zwak 
  • Romeins rijk wordt in tweeen gesplitst.
  • Plunderingen van verschillende volkeren
  • West-Romeinse rijk houdt op met bestaan
Romeinse rijk valt uiteen

Slide 9 - Tekstslide

West Europa
  • Wegen verdwijnen
  • Steden verdwijnen (geen handel of geld meer) 
  • Boeren zoeken bescherming bij een Heer, hierdoor ontstaan ministaatjes
  • Hierdoor veel burgeroorlogen en reizen was veel te gevaarlijk. 
verval

Slide 10 - Tekstslide

Kaart

Slide 11 - Tekstslide

Bekijk het volgende filmpje
en beantwoord de vragen. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

In welk jaar volgt Karel zijn vader op als koning van het Frankische Rijk

Slide 14 - Open vraag

Waarin geloofden de Saksen?

Slide 15 - Open vraag

Wie wou zich niet overgeven aan Karel de Grote?

Slide 16 - Open vraag

Waarom heeft hij zich uiteindelijk wel overgegeven?

Slide 17 - Open vraag

Waarom kan Karel de Grote niet zijn hele rijk zelf besturen?

Slide 18 - Open vraag

Wat zijn paltsen?
A
burchten
B
paleizen
C
kloosters
D
boerderijen

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer werd Karel de Grote tot keizer gekroond?
A
780
B
790
C
800
D
814

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

In welke stad laat hij een palts bouwen naar Romeins voorbeeld?
A
Aken
B
Rome
C
Parijs
D
Nijmegen

Slide 22 - Quizvraag

Noem drie punten die Karel de Grote in zijn rijk heeft ingevoerd.

Slide 23 - Open vraag

In welk jaar sterft Karel de Grote
A
800
B
810
C
814
D
818

Slide 24 - Quizvraag


Het leenstelsel

  • Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
  • Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten

  • Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen. 
  • Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
  • Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme
leenstelsel

Slide 25 - Tekstslide

uitleg

Slide 26 - Tekstslide

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 27 - Tekstslide

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 28 - Quizvraag

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De man helemaal rechts op de afbeelding is Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quizvraag

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding gaat over de manier waarop Karel de Grote zijn land bestuurde
A
Goed
B
Fout

Slide 30 - Quizvraag

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 31 - Quizvraag

Voor zijn ridders was Karel de Grote de leenheer.
A
Goed
B
Fout

Slide 32 - Quizvraag

De leenheer beloofde de leenman met raad en daad bij te staan.
A
Goed
B
Fout

Slide 33 - Quizvraag

Een leenman splitste vaak zijn land weer in kleinere stukken land in leen aan lagere edelen.
A
Goed
B
Fout

Slide 34 - Quizvraag


Het Frankische Rijk valt uiteen

  • Het rijk werd na de dood van Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome steeds meer verdeeld en verdeeld en verdeeld...
  • De edelen die deze gebieden bestuurden, 'vergaten soms maar even' dat zij dit gebied offcieel nog steeds in leen hadden van hun leenheer!

  • Of ze leenden het weer verder uit aan achterleenmannen...

Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk
Maken van paragraaf 4.1 de opdrachten 2,3,4,6,8 & 9

Slide 36 - Tekstslide