Groep 4 taal: Oefenen voor de toets

Welk woord hoort er niet bij?
A
De wortel
B
De tomaat
C
Het kadetje
D
De komkommer
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
TaalBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Welk woord hoort er niet bij?
A
De wortel
B
De tomaat
C
Het kadetje
D
De komkommer

Slide 1 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
Mini
B
Kolossaal
C
Fors
D
Reusachtig

Slide 2 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
Pietepeuterig
B
Kolossaal
C
Iel
D
Miezerig

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen insect?
A
Een kikker
B
Een mier
C
Een mug
D
Een vlieg

Slide 4 - Quizvraag

Wat past het beste bij het woord krioelen?
A
Druk met werk zijn.
B
Door je haar kroelen.
C
Kriebelen
D
Druk door elkaar bewegen.

Slide 5 - Quizvraag

Wat past het beste bij het woord glibberig?
A
Hard en droog.
B
Nat en glad.
C
Stoffig en droog.
D
Nat en stroef.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van teer?
A
Slapjes
B
Niet sterk
C
Heel dun
D
Fors

Slide 7 - Quizvraag

Waar gaat het bij een insect vooral om?
A
Dat het zes poten heeft.
B
Dat het vaak vleugels heeft.
C
Dat het vaak een klein dier is.
D
Dat het een kop heeft.

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent op ware grootte?
A
Het is vergroot.
B
Het is kleiner dan je denkt.
C
Het is net zo groot als in het echt.
D
Het is groter dan het lijkt.

Slide 9 - Quizvraag

Maak de zin af. Met een stekje bedoel je...
A
De bloem van een jonge plant.
B
Een stukje van een plant met nieuwe wortels.
C
De wortels van een plant.
D
Een groepje jonge planten bij elkaar.

Slide 10 - Quizvraag

Maak de zin af. Als een plantje wortelt, ...
A
rotten de wortels langzaam weg.
B
begint het te bloeien.
C
verkleint het zijn wortels.
D
maakt het nieuwe wortels.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de kikkerdril?

A
Het lievelingseten van kikkers.
B
De poepjes van de kikker.
C
De eierschaal om een groepje eitjes.
D
Een groepje eitjes van de kikker.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is pietepeuterig?
A
Kolossaal
B
Heel klein en teer
C
Groot en stevig
D
Klein en niet belangrijk.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor zacht met kleine veertjes?
A
miezerig
B
glibberig
C
donzig
D
pluizig

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor smal en dun?
A
mini
B
iel
C
teer
D
fors

Slide 15 - Quizvraag