Grammar - Passive 2-3-2021

welcome!
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

welcome!

Slide 1 - Tekstslide

Today
Grammar (textbook p.47)
Homework (activity book A p.79 & 83)
Next class

Slide 2 - Tekstslide

Today's goals


By the end of this class you:
- Know why you would use the passive
- Can turn an active sentence into a passive one
- Know the differences between both, neither, all, each, every and none

Slide 3 - Tekstslide

Passive

Slide 4 - Tekstslide

When to use the passive?
1. When we want to change the focus of the sentence:
The Mona Lisa was painted by Leonardo Da Vinci. 
2. When who or what causes the action is unknown, unimportant, obvious or 
'people in general':
He was arrested . (obvious)
My bike has been stolen . (unknown)
The road is being repaired. (unimportant)
The form can be obtained from the post office. (people in general)

Slide 5 - Tekstslide

What does it look like?
The passive voice contains of two elements:
the verb 'to be' + a past participle

Slide 6 - Tekstslide

Which time?
Passive
Past
Present
Future
Simple
A book was written
A book is written
A book will be written
Perfect
A book had been written
A book has been written
A book will have been written
Continuous
A book was being written
A book is being written
A book will be being written

Slide 7 - Tekstslide

Step by Step
  1. Zoek het lijdend voorwerp in de zin.
  2. Zet voorop in de nieuwe zin.
  3. Zoek het werkwoordelijk gezegde.
  4. Bepaal de tijd van het ww gezegde.
  5. Zet om naar de passive (vorm van to be + vd)
  6. Herschrijf de zin.

Example: Tim has eaten Frank’s hotdog.
                     Frank’s hotdog has been eaten (by Tim).

Slide 8 - Tekstslide

He gave her flowers and a box of chocolates

Slide 9 - Open vraag

I opened all the windows in the kitchen

Slide 10 - Open vraag

Germany will win the World Cup in 2022

Slide 11 - Open vraag

The thief stole all of my expensive necklaces

Slide 12 - Open vraag

He is selling the stolen televisions for $400 each

Slide 13 - Open vraag

All the witnesses described the same person

Slide 14 - Open vraag

Both, either, neither, all, each, every and none

Slide 15 - Tekstslide

Both, either en neither
  • Je gebruikt both, either en neither als je het hebt over twee personen, dieren of dingen.
  • Je kiest voor both (beide) als het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort in het meervoud staat, bijvoorbeeld “Both cakes are delicious.”
  • Als het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud staat, dan gebruik je neither of either. Either betekent “een van beide” en neither betekent “geen van beide”. 

Slide 16 - Tekstslide

Each
  • Each kun je gebruiken als je twee of meer personen, dieren of dingen hebt. Hij staat altijd vlak voor het zelfstandig naamwoord. Als je each gebruikt, dan leg je de nadruk op de individuele dingen. Je kunt bijvoorbeeld zeggen “Each year, fewer people move to the Netherlands.”

Slide 17 - Tekstslide

All, every and none
  • Je gebruikt all, every of none als het om meer dan twee personen, mensen of dingen gaat. All betekent “alle”, every betekent “iedere” en none betekent “geen/niet een”. Als je every gebruikt, dan kun je vaak ook each gebruiken. Bij every leg je dan meer nadruk op het geheel en bij each op de individuele dingen.

Example: All his clothes were on the floor, Every book that he wrote her was about her, None of the recipes were good enough

Slide 18 - Tekstslide

......Ellie and Nicolas wanted to sit in the front
A
either
B
neither
C
both
D
none

Slide 19 - Quizvraag

We passed......our courses
A
neither
B
each
C
every
D
all

Slide 20 - Quizvraag

You must believe.....story; they are both ridiculous
A
each
B
neither
C
both
D
all

Slide 21 - Quizvraag

.....time I have to go outside, it's raining.
A
Each
B
None
C
All
D
Every

Slide 22 - Quizvraag

.....of us wanted to go first.
A
Both
B
None
C
Neither
D
All

Slide 23 - Quizvraag

There are trees on....side of the river.
A
each
B
none
C
either
D
both

Slide 24 - Quizvraag

.....suspect received a different sentence.
A
Each
B
None
C
Every
D
All

Slide 25 - Quizvraag

Homework
Exercise 27 in Activity book A, page 79
&
Exercise 4 in Activity book A, page 82

Maken voor donderdag 4 maart het derde uur (9.55-10.45)

Slide 26 - Tekstslide

Next Class
Controleren van huiswerk (short story + grammar exercises)
Beginnen met leesvaardigheid

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide