Present Simple vs Present Continuous -extra practice

Present simple vs present continuous
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Present simple vs present continuous

Slide 1 - Tekstslide

The Present Simple
(+) I/you/we/they + hele ww 
I work
(+) he/she/it + hele ww +s / +es 
she works
(-) I/you/we/they + don't + hele ww
you don't work
(-) he/she/it + doesn't + hele ww
he doesn't work
(?) Do + I/you/we/they + hele ww
Do you work?
(?) Does + he/she/it + hele ww
Does she work?

Voor feiten, regelmaat, gewoontes
The Present Continuous
(+) OW + am/is/are + hele ww + ing
I am working
(-) OW + am/is/are + not + hele ww + ing
he isn't working
(?) am/is/are + OW + hele ww + ing
Are they working?

Voor dingen die nu bezig zijn
Voor het aangeven van irritatie

Slide 2 - Tekstslide

Kies de juiste vertaling:
"Hoe vaak speel jij voetbal?"
A
How often do you play football?
B
How often does you play football?
C
How often does you plays football?
D
How often do you plays football?

Slide 3 - Quizvraag

Mijn vader werkt voor Shell.
A
My dad work for Shell.
B
My dad works for Shell.
C
My dad is working for Shell.
D
My dad working for Shell.

Slide 4 - Quizvraag

Ik ben naar muziek aan het luisteren.
A
I listen to music.
B
I listens to music.
C
I am listening to music.
D
I listening to music

Slide 5 - Quizvraag

Is jouw zus aan het zingen?
A
Does your sister sing?
B
Do your sister sing?
C
Singing your sister?
D
Is your sister singing?

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste tijd: present simple of continuous:
You always (to work) on Sunday.
A
work
B
are working
C
works
D
is working

Slide 7 - Quizvraag

You always work on Sundays.
A
gewoonte
B
feit
C
nu bezig

Slide 8 - Quizvraag


Kies de juiste tijd: present simple of continuous:
Quiet! My sister (to sleep)
A
is sleeping
B
sleeping
C
sleeps
D
sleep

Slide 9 - Quizvraag

Quiet! My sister is sleeping!
A
nu bezig
B
feit
C
gewoonte

Slide 10 - Quizvraag

Waaraan zie je wat je moet gebruiken?
Signaalwoorden Present Simple:
always, often, never,sometimes, every day, tijdsindicaties

Signaalwoorden Present Continuous:
now, at the moment, shhh, listen!, Quiet!

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer gebruik je wat?
Present Continuous:
Voor dingen die nu bezig zijn en het aangeven van irritatie, plannen die gemaakt zijn

Present Simple:
Voor feiten, gewoonte en regelmaat

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 1
Zet het werkwoord in de juiste vorm: present simple of present continuous
Typ de hele zin!

Slide 13 - Tekstslide

Listen once more, the baby (to snore).

Slide 14 - Open vraag

My dad (to drink) beer on Sundays.

Slide 15 - Open vraag

My brother (to play) football at the moment.

Slide 16 - Open vraag

Your sister (to cry), what did you do?

Slide 17 - Open vraag

The teacher often (to listen) to music.

Slide 18 - Open vraag

That boy always (to annoy) me!

Slide 19 - Open vraag

I (not - to listen) to boring people.

Slide 20 - Open vraag

He (to be) a horrible person.

Slide 21 - Open vraag

Opdracht 2
Maak de opdrachten op website op de volgende pagina

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Opdracht 3
Vertaal de zinnen naar het Engels. Gebruik de present simple of present continuous.

Slide 24 - Tekstslide

De jongens spelen nu een wedstrijd tegen Ajax .

Slide 25 - Open vraag

Timmy kookt op zondag altijd voor zijn familie.

Slide 26 - Open vraag

Ga jij op zondag altijd naar de kerk?

Slide 27 - Open vraag

Jeremy maakt nooit zijn huiswerk.

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide