CoVa 2.1

Observeren
Wat gaan we vandaag doen?
  • Terugblik toets
  • Theorie observeren
  • Klassikaal werken
  • Wat heb ik vandaag geleerd?
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Communicatie vaardighedenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Observeren
Wat gaan we vandaag doen?
  • Terugblik toets
  • Theorie observeren
  • Klassikaal werken
  • Wat heb ik vandaag geleerd?

Slide 1 - Tekstslide

Observeren
Begint met waarnemen. Waarnemen is het opnemen en verwerken van prikkels. Je maakt hierbij gebruik van je zintuigen. 

Doelgericht waarnemen: Je kijkt met een specifiek doel naar gedrag. 

Slide 2 - Tekstslide

Objectief observeren
Objectief observeren is niet gemakkelijk. Toch is het belangrijk dat jouw observatie zo objectief mogelijk is. Objectief wil zeggen dat je je niet laat beïnvloeden door jouw eigen voorkeur, maar je bij de feiten houdt. Je kunt een aantal zaken in acht nemen om ervoor te zorgen dat de observatie zo objectief mogelijk is:
• observeer met meerdere mensen;
• vraag aan een cliënt of je observatie klopt;
• vraag aan anderen of je observatie klopt;
• vergelijk je observatie met zaken die de cliënt zegt;
• observeer meerdere malen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Subjectief observeren
De interpretatie van de observatie is subjectief. Subjectief wil zeggen dat je de gegevens van je observatie bekijkt vanuit een persoonlijke voorkeur. Het gaat om de conclusie die jij aan het gedrag verbindt. Jouw interpretatie kan verschillen met die van een ander.

Slide 6 - Tekstslide

Observatie wordt beïnvloed door:
• Jouw referentiekader. Dit is het geheel van waarden, normen, overtuigingen en verwachtingen van waaruit je handelt. Een referentiekader is de ‘kleur’ die je aan een situatie geeft. Je observeert bijvoorbeeld een cliënt die veel en snel praat. Jij ervaart dit als gezellig, maar je collega vindt het storend gedrag. Jullie observeren hetzelfde, maar interpreteren het gedrag anders.
• Interne factoren. Dit zijn factoren in jezelf. Als je hoofdpijn hebt, net ruzie hebt gehad of je verdrietig voelt, dan beïnvloedt dat de observatie.
• Externe factoren. Dit zijn factoren buiten jezelf. Als er harde muziek klinkt, de telefoon gaat of iemand je aanspreekt, dan is het lastig om geconcentreerd te observeren.
• Voorkeuren. De ene cliënt ligt je beter dan de andere. Deze voorkeur kan je observatie beïnvloeden: je kunt de gegevens positiever of minder positief interpreteren.
• Vooroordelen. Je hebt al een mening over de cliënt en zijn gedrag. Je denkt al te weten wat er uit de observatie gaat komen. Hierdoor kun je niet vrij en objectief observeren.




Slide 7 - Tekstslide

Waarneming is niet altijd objectief. Wat zie jij in deze afbeelding?

Slide 8 - Tekstslide

Wat zie JIJ in dit plaatje???

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Stappenplan observatie
  1. Formuleer de beginsituatie.
  2. Formuleer het doel van de observatie (SMART).
  3. Formuleer observatievragen.
  4. Bepaal de observatiemethode- en techniek. 

Slide 11 - Tekstslide

Observatiemethoden
  1. Participerende observatie
  2. Niet-participerende observatie
  3. Ongestructureerde observatie
  4. Gestructureerde observatie
  5. Bepaal observatiemoment
  6. Kies manier van rapporteren 

Slide 12 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

In de klas:
Opdracht 1 & 2 & 3 vanaf blz. 57


Slide 13 - Tekstslide

Wat heb JIJ deze les opgestoken?

Slide 14 - Open vraag