Industriële Revolutie

1 / 106
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisSecundair onderwijs

In deze les zitten 106 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

De Industriële Revolutie start in...
A
1650
B
1750
C
1850
D
1950

Slide 2 - Quizvraag

Welk land was eerst met industrialiseren?
A
België
B
Frankrijk
C
Duitsland
D
Engeland

Slide 3 - Quizvraag

De Industriële Revolutie is de ____ golf of revolutie in de geschiedenis.
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e

Slide 4 - Quizvraag

De IR leidde tot het ontstaan van twee nieuwe groepen, welke?
A
revolutionairen
B
bourgeoisie
C
proletariaat
D
katholieken

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat leer je uit bron 1?
A
De Engelse bevolking steeg vroeger dan andere landen, maar geleidelijk aan
B
De Engelse bevolking kende een echte bevolkingsexplosie
C
De bevolking op het Europese vasteland steeg sneller dan in GB
D
De Engelse bevolking daalde, terwijl die in andere Europese landen steeg

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Hoe komt dit?
A
Nataliteit stijgt en de mortaliteit daalt
B
Mortaliteit daalt geleidelijk aan, nataliteit veel sneller
C
Mortaliteit daalt sneller dan de nataliteit
D
Mortaliteit en nataliteit stijgen

Slide 13 - Quizvraag

Hierdoor heb je...
A
Een groter geboorteoverschot en langere levensduur
B
Een kleiner geboorteoverschot en kortere levensduur
C
Een groter geboorteoverschot en kortere levensduur
D
Een kleiner geboorteoverschot en langere levensduur

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Hoe komt het dat de mortaliteit veel daalde?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Aan welke ziekte lijdt dit meisje?
A
mazelen
B
griep
C
pokken
D
rode hond

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wat was het belang van de verlostang?
A
minder pijn bij bevalling
B
minder vrouwen stierven in het kraambed
C
bevalling verloopt gemakkelijker
D
minder geboortes

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Welke zaken zorgden voor betere hygiëne? (2)
A
riolering
B
extra verluchting in huizen
C
stromend water in huizen
D
hogere productie zeep

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Waarom kweken ze meer en meer aardappelen? (2)
A
meer calorieën
B
lagere opbrengst op stuk grond dan tarwe
C
gemakkelijk te kweken
D
minder vitamines

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Wat zijn de voordelen van een grotere bevolking?

Slide 28 - Open vraag

Mensen in de ME+NT trouwden op jongere leeftijd dan tijdens de IR.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Wat zijn de nadelen van een grotere bevolking?

Slide 31 - Open vraag

Wat is juist?
A
De bevolking stijgt sneller dan het aanbod
B
De bevolking stijgt trager dan het aanbod

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Wat valt op als je naar bron 2 kijkt?
A
De bevolking in GB stijgt enorm
B
De bevolking in Engeland stijgt wel, maar niet in Schotland en Ierland
C
De bevolking in GB daalt als je Schotland en Engeland samen neemt
D
De bevolking in Engeland stijgt, maar niet in Ierland

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

3

Slide 38 - Video

04:44
Wat zijn de problemen die veroorzaakt worden door de bevolkingsgroei?

Slide 39 - Open vraag

06:17
Wat bedoelt hij met de humane oplossing voor overbevolking?
A
Veel meer investeren in voedselhulp voor overbevolkte gebieden
B
De natuur zijn werk laten doen
C
Aan gezinsplanning doen
D
Stoppen met kinderen maken

Slide 40 - Quizvraag

06:17
Wat is de natuurlijke oplossing voor de overbevolking?
A
Niets doen, de natuur zijn gang laten gaan
B
Honger, ziekte en oorlog lossen het probleem op
C
Mensen verplicht steriliseren
D
Naar een één-kindpolitiek overstappen

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Wat verandert er tijdens de agrarische revolutie?
A
Ze hebben meer oogst , ook al bewerken ze kleinere gronden
B
Ze kweken meer gewassen en hebben dus meer oogst
C
Braak wordt vervangen door klaver
D
Ze kweken meer verschillende gewassen

Slide 44 - Quizvraag

Gevolg van gebruik van klaver? (2)
A
Veestapel groeit
B
Minder onkruid
C
Put de bodem wel wat uit
D
Verrijkt de bodem

Slide 45 - Quizvraag

Slide 46 - Tekstslide

Wat zijn enclosures?
A
Boeren ruilen grond met elkaar, zodat de gronden aansluitend zijn
B
Grote landbouwgronden worden verdeeld onder meer boeren --> sneller werken
C
Kleinere stukken grond worden aaneengesloten tot grote landbouwgronden
D
De adel verkoopt zijn gronden aan de omliggende boeren

Slide 47 - Quizvraag

Slide 48 - Tekstslide

Wat zijn de gevolgen hiervan?
A
Er komen meer kleinere boeren bij die een groter stuk land bewerken
B
Het kost meer tijd om de gronden te bewerken, want er zijn ook minder boeren
C
Er komen meer boeren bij op het platteland, een klein deel trekt naar de stad
D
LBbewerking gebeurt efficiënter, maar veel kleine boeren zijn hun grond kwijt

Slide 49 - Quizvraag

Het gevolg hiervan is...
A
plattelandsvlucht
B
rijkere boeren
C
er zijn meer boeren

Slide 50 - Quizvraag

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide

Welke troef zie je op deze kaart?
A
GB heeft grote steden, veel arbeiders
B
GB bezit veel grondstoffen
C
GB heeft goed transportnetwerk

Slide 54 - Quizvraag

Slide 55 - Tekstslide

Slide 56 - Tekstslide

Slide 57 - Tekstslide

Wat is het gevolg van cokes?
A
grotere hoeveelheid nodig, maar hogere temperaturen
B
brandt enorm snel op
C
is milieuvriendelijker
D
kleinere hoeveelheid, maar hogere temperaturen

Slide 58 - Quizvraag

Slide 59 - Tekstslide

Slide 60 - Tekstslide

Welke troef zie je hier?
A
Engelssprekende gebieden: bevordert handelscontact
B
kolonies van GB
C
havens waar ze grondstoffen halen

Slide 61 - Quizvraag

Wat zijn de voordelen hiervan?

Slide 62 - Open vraag

De vraag naar stoffen in GB:
A
steeg
B
daalde

Slide 63 - Quizvraag

Slide 64 - Tekstslide

Slide 65 - Tekstslide

Deze wet: (2)
A
ondersteunt de economie
B
is nadelig (grotere transportkosten) voor ec.
C
zorgt voor goedkope invoertarieven voor buitenland
D
Enkel Britse schepen mogen goederen importeren

Slide 66 - Quizvraag

Wat was het mercantilisme nu weer?
A
Handelaars werden sterk gereguleerd
B
Alle productie en verkoop gebeurde door de staat
C
grote privé-initiatieven om te produceren mogelijk

Slide 67 - Quizvraag

Slide 68 - Tekstslide

Slide 69 - Tekstslide

Slide 70 - Tekstslide

Slide 71 - Tekstslide

Slide 72 - Tekstslide

Slide 73 - Tekstslide

Slide 74 - Tekstslide

Slide 75 - Tekstslide

Slide 76 - Tekstslide

Slide 77 - Tekstslide

Welke Brits-Belgische ondernemer startte een machinefabriek in Luik?
A
James Spinning
B
Jordan Weaver
C
John Cockerill
D
Joel Maverill

Slide 78 - Quizvraag

Slide 79 - Tekstslide

Slide 80 - Tekstslide

Slide 81 - Tekstslide

In welke stad startte Lieven Bauwens met een mechanische spinnerij?
A
Aalst
B
Gent
C
Luik
D
Antwerpen

Slide 82 - Quizvraag

Slide 83 - Tekstslide

Slide 84 - Tekstslide

Slide 85 - Tekstslide

Slide 86 - Tekstslide

Slide 87 - Tekstslide

Slide 88 - Tekstslide


Engeland
rond 1700



  • Machtig land met een enorm groot rijk dat zich over de hele wereld uitstrekte.
  • De bevolking van Engeland groeit, hierdoor is er meer kleding nodig.
  • Veel kleding wordt gemaakt van katoen, dat door slaven op plantages wordt geplukt, en wol.

Het Britse Rijk omstreeks 1700

Slide 89 - Tekstslide

Slide 90 - Video


Schietspoel
1733



  • Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
  • De Engelsman John Kay vond de schietspoel uit. Hiermee kun je veel sneller weven dan met de hand.
  • De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.



Slide 91 - Tekstslide


Spinning Jenny
1764



  • Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
  • Met de Spinning Jenny van James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen




Slide 92 - Tekstslide

Oude energiebronnen
Oude energiebronnen:
  1. spierkracht
  2. dierkracht
  3. waterkracht
  4. windkracht

Slide 93 - Tekstslide


Stoommachine
rond 1764 




  • De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
  • Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet




De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.

Slide 94 - Tekstslide


Veranderingen door 
de stoommachine 




  • Leegpompen van mijnen, waardoor je dieper de grond in kunt (grondstoffen)
  • Oude energiebronnen (wind-, spier- en waterkracht) worden langzaam vervangen
  • Stoommachine is overal te plaatsen, niet alleen aan het water







Doordat de vraag naar delfstoffen (ijzer en steenkool voor de machines) sterk toenam, moest er steeds dieper worden gegraven. Met stoommachines werd het grondwater weggepompt.

Slide 95 - Tekstslide


Hoogovens



  • Door steenkool op een speciale manier te verhitten ontstaat cokes.
  • Met cokes krijg je een betere verbranding. Hierdoor kun je ook ijzererts beter verhitten.
  • Om ijzer nog sterker te maken, werd er gebruik gemaakt van hoogovens: ovens die zo warm worden dat het ijzer zuiver wordt.








Omdat zuiver ijzer zich beter laat bewerken, nemen ook de toepassingen ervan toe: zo zie je steeds meer bouwwerken van ijzer. Zoals bijvoorbeeld bruggen, maar ook de Eiffeltoren

Slide 96 - Tekstslide


Industriële Revolutie
1750-1900




  • Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal
  • De verandering noemen we de Industriële Revolutie









Niet alleen de manier van produceren verandert enorm: ook de komst van stoomtreinen brengt grote veranderingen in het vervoer van mensen en goederen.

Slide 97 - Tekstslide

van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken

Slide 98 - Tekstslide

Welke sectoren hadden geen voordeel bij de tweede IR?
A
Voedingsindustrie
B
mijnbouw
C
fotografie

Slide 99 - Quizvraag

Slide 100 - Video

Wat heb je allemaal gezien dat de productie vooruit helpt?

Slide 101 - Open vraag

Slide 102 - Video

Wat zijn de nadelen van dit systeem?

Slide 103 - Open vraag

Slide 104 - Link

Toon aan dat de woonomstandigheden van de arbeiders vaak zeer slecht waren.

Slide 105 - Open vraag

Toon aan dat de werkomstandigheden van de arbeiders vaak zeer slecht waren.

Slide 106 - Open vraag