Les 25 2HV_ADJETIVOS _BIJVOEGELIJK NW

¡Bienvenidos a tu clase de español!
Hoy es jueves, el 21 de marzo de 2019.
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a tu clase de español!
Hoy es jueves, el 21 de marzo de 2019.

Slide 1 - Tekstslide

In het volgende SO /PW gaat het over:
 (zie studiewijzer)

Voca 2.1-2.3 (NL >> SP!!!) (pag 55-56 WB)
werkwoorden blad 1-24 (SP >>NL én NL >>SP)
Regelmatige werkwoorden op AR, IR of ER kennen
Wederkerende werkwoorden (eindigend op SE) bv Llamarse
SER- ESTAR en HAY ( je moet het verschil weten en er simpele zinnen mee kunnen maken)
Vraagwoorden
én het bijvoegelijk naamwoord.

Planning voor toets:

Slide 2 - Tekstslide

Los objetivos de esta clase:

En esta clase vais a aprender...(In deze les gaan jullie leren...)
1)  Hoe je in het Spaans het bijvoegelijk naamwoord moet gebruiken

2) Herhalen hoe je zinnen maakt met SER, ESTAR, HAY, met regelmatige werkwoorden die  AR, IR of ER eindigen of op SE.





(De doelen van deze les)

Slide 3 - Tekstslide

El programa

  1. Nog eens oefenen met zinnen maken 15-20m
  2. Bijvoegelijk naamwoord  20 m
  3. verbos AR-IR-ER / SER ESTAR HAY 
  4. Hebben we onze doelen gehaald? (5m)

Slide 4 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer met regelmatige werkwoorden die op AR, ER of IR eindigen?
Zoek het op in:
- gele boekje
- Paso adelante pag 24, TB
- oefen met quizlet
maak de oefening die ik in jullie classroom heb gezet (20m)
lever m ook via classroom in

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Het bijvoegelijk naamwoord (El adjetivo)
1) Wat is een bijvoegelijk naamwoord?



2) Geef eens een Nederlandse voorbeeld zin met een bijvoegelijk naamwoord er in. Hou je zin simpel!

 

3) Maak er nu een Spaanse zin  van. (Let op mannelijk en vrouwelijk bij het zelfstandig naamwoord én op de meervouden!)


4) We bekijken een paar voorbeelden uit de klas

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Slide 9 - Link

Voca + werkwoorden roze blad 2.1 /2.2 (A)
1 el instituto 2 ahora 3 la parada 4 más
5 el número 6 la foto 7 la tienda de ropa 8 en frente de
9 el centro comercial 10 la farmacia
timer
4:00

Slide 10 - Open vraag

Voca 2.1 +2.2 en ww roze blad (B)
1 ¡Hasta mañana! 2 la calle 3 guay 4 a la derecha 5 guapo/-a
6 a la izquierda 7 trabajar 8 pedir 9 conocer 10 poner
timer
4:00

Slide 11 - Open vraag

Voca 2.3 en ww roze blad (B)
1 El tomate 2 el pan 3 beber 4 quieres 5 sabes
6 todo 7 vender 8 la manzana 9 los pasteles 10 las patatas
timer
4:00

Slide 12 - Open vraag

Werkwoorden die in het Spaans eindigen op SE
Dit zijn werkwoorden  waarbij de persoon die de actie uitvoert tevens het onderwerp van de handeling is: 
Voorbeeld : 
Ik scheer me, jij wast je, zij maakt zichzelf op.

ejemplo: Levantarse
1) Bij het vervoegen haal je SE  van het werkwoord af
2) Dat zet je voor het werkwoord en vervoeg je met de persoonsvorm die je gebruikt in me, te, se, nos, os , se.
3)  het werkwoord Levantar, vervoeg je dan als een regelmatig -AR werkwoord.

Slide 13 - Tekstslide



yo

él / ella /usted

nosotros/ nosotras

vosotros/ vosotras

ellos/ellas / ustedes



me    llamo   (ik heet)

te      llamas ( jij heet)

se     llama   (hij/ zij/ u heet) 

nos  llamamos (wij heten)

os     llamáis (jullie heten)

se     llaman (zij heten)




Llamarse = heten
LET OP! Als je dit werkwoord vervoegd moet je SE meevervoegen als:
 me, te, se, nos, os, seJe mag dit niet weglaten!!! 

Slide 14 - Tekstslide

levantas
llamáis
afeitan
levanto
llamamos
ducha
levanta
se
nos
me
se
os
te
se

Slide 15 - Sleepvraag

HAY
 Maar wat wordt er met HAY bedoeld?
HAY betekent ER  IS of ER ZIJN.
Het hoeft NIET vervoegd te worden
Er is geen yo Hay, tú hay etc

Yo Hay
tu Hay etc, bestaan dus niet!

Slide 16 - Tekstslide

HAY
Hoe gebruik je HAY?

Als je een zin maakt waar in het Nederlands er is wordt gezegd, moet je HAY gebruiken 

Je gebruikt het om bv: te vragen óf er ergens iets is dat je niet kent:
¿Hay un panadería por aquí? -Sí, hay dos en esta calle.
Is er hier een bakker? Ja, er zijn er twee in deze straat.
Ook kun je hay  met getallen gebruiken:

Hay veinte personas en la clase

Slide 17 - Tekstslide

Estar 
(zijn, zich bevinden)
Yo
él , ella, usted 
nosotros, nosotras
vosotros,  vosotras
ellos, ellas, ustedes
Estoy
Estás
Está
Estamos
Estáis
Están

Slide 18 - Tekstslide

Wanneer gebruik je estar?
SER betekent toch zijn?
Waarvoor gebruik je dan ESTAR?


ESTAR= zijn, zich bevinden, liggen. (plaats, of tijdelijke toestand) (denk WAAR)

SER =zijn (eigenschappen, beroep, nationaliteit) (WAT, WIE)

Slide 19 - Tekstslide

SER of ESTAR? Vul de juiste vorm in.
1 Yo (soy / estoy) en Uithoorn.
2 ¿ Pablo y su hermana (son/ están) españoles
3 ¿Dónde (sois /estáis)? Nosotros (somos/ estamos) en la clase.
4. Bas y tú (sois/estáis) muy simpáticos

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link

La Bamba: 
Una canción para disfrutar.
Luister naar dit liedje.
Lees de tekst / zing mee
Welke woorden herken je al?
Onderstreep ze.
Zoek 5 woorden die je niet kent op. Kun je de tekst nu beter begrijpen?

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

¿Hemos conseguido los objetivos?

In deze les hebben jullie:

1)  geleerd hoe je in het Spaans het bijvoegelijk naamwoord moet gebruiken

2) Herhaald hoe je zinnen maakt met SER, ESTAR, HAY, met regelmatige werkwoorden die AR, IR of ER eindigen of op SE
(Hebben we de doelen van deze les bereikt?)

Slide 28 - Tekstslide

Los deberes para la próxima clase: 

BLIJF OEFENEN VOOR SO / PW: 

SO woordjes en werkwoorden én grammatica!
over de woordjes 2.1 t/m 2.3 (ESP> NL)  
+ ww roze blad 1-24 (ESP>NL én NL>ESP)+ regelmatige werkwoorden AR ER IR, wederkerende werkwoorden ( eindigend op SE), SER, ESTAR en HAY


Slide 29 - Tekstslide

Verbos -AR-ER -IR
Regelmatige werkwoorden eindigend op -AR , -IR , -ER
Weet je de regel nog?

Slide 30 - Tekstslide

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor González

Slide 31 - Sleepvraag

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 32 - Sleepvraag

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -IR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
VIVÍS
VIVIMOS
ESCRIBE
VIVO
COMPARTO
ESCRIBIMOS
COMPARTEN
VIVES
ESCRIBEN
VIVE

Slide 33 - Sleepvraag

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -ER
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
COMO
APRENDES
BEBES
CORREMOS
VENDEN
APRENDEMOS
VENDÉIS
BEBE
COMEMOS
VENDO
APRENDEN
COME
CORRE
BEBÉiS

Slide 34 - Sleepvraag

YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
hablo
bebo
habláis
come
vivimos
escriben
vivís
hablan
preguntamos
vives
vende
compran
escuchas
escucháis
vive
bebemos
compro
bailas
bailáis
leemos
habla
leen
escuchas
pregunto

Slide 35 - Sleepvraag

Weet jij de betekenis van deze Spaanse regelmatige werkwoorden? 
Zet de juiste bij elkaar.
comer
bailar
hablar
vivir
cantar
ir
vender
escuchar
escribir
compartir
beber
tocar
schrijven
gaan
dansen
drinken
praten
leven, wonen
luisteren
eten
instrument bespelen, aanraken
delen
zingen
verkopen

Slide 36 - Sleepvraag

Wil je nog meer oefenen -AR-ER -IR werkwoorden?

  1. Verbos -ar oefenen: klik hier
  2. Verbos -er oefenen: klik hier
  3. Verbos -ir oefenen: klik hier


Slide 37 - Tekstslide

Y... ¿qué has aprendido hoy?
¿ Hay preguntas? (zijn er vragen?)

Slide 38 - Tekstslide