Op jouw plek ligt een beginopdracht, ga aan de slag!
AGM2 !
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Du brauchst: Buch, Stift und Heft, Laptop
Op jouw plek ligt een beginopdracht, ga aan de slag!
AGM2 !
Slide 1 - Tekstslide
Lernzielefür heute / Leerdoelen voor vandaag
1) Je kunt het geslacht van zelfstandige naamwoorden bepalen in het Duits.
2) Je kuntzelfstandige naamwoorden door persoonlijke voornaamwoorden vervangen.
3) Je kunt bezittelijke voornaamwoorden in het Duits juist gebruiken m.b.t. zelfstandige naamwoorden.
4) Je kent de woorden uit Lernbox 5&6 en kunt deze toepassen.
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn de regels voor het bepalen van het geslacht van mannelijke (der-woorden) zelfstandige naamwoorden?
Slide 3 - Woordweb
Der - Wörter
mannelijke personen, mannelijke dieren, mannelijke beroepen, de dagen, de maanden, de dagdelen, de jaargetijden
Slide 4 - Tekstslide
Wat zijn de regels voor het bepalen van het geslacht van vrouwelijke (die-woorden) zelfstandige naamwoorden?
Slide 5 - Woordweb
Die - Wörter
vrouwelijke personen, vrouwelijke dieren, vrouwelijke beroepen, woorden die eindigen op -heit, woorden die eindigen op -keit, woorden die eindigen op -ung, de meeste woorden op -e
Slide 6 - Tekstslide
Wat zijn de regels voor het bepalen van het geslacht van onzijdige (das-woorden) zelfstandige naamwoorden?
Slide 7 - Woordweb
Das - Wörter
Veel woorden die in het Nederlands het-woorden zijn, woorden die op -chen eindigen (bv. das Mädchen)
Slide 8 - Tekstslide
Wat is dat juiste lidwoord in het Duits bij meervoud?
A
die
B
die
C
die
D
die
Slide 9 - Quizvraag
Als twee zelfstandige naamwoorden aan elkaar worden geschreven, zoals bij 'Winterjacke', hoe weet je dan welk lidwoord het juiste is? -> der Winter, die Jacke
Slide 10 - Woordweb
Lösung: die Winterjacke
Het geslacht van het tweede zelfstandig naamwoord bepaalt dan het geslacht!
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Lösung Hausaufgabe, Aufgabe 12, Seite 79
Slide 13 - Tekstslide
Wir schauen uns Grammatik E an!
Der Mantel ist blau. -> Er ist blau.
De mantel is blauw. -> Hij is blauw.
Die Hose ist gelb. -> Sie ist gelb.
De broek is geel. -> Hij is geel.
Das Kleidchen ist rot. -> Es ist rot.
Het jurkje is rood. -> Het is rood.
Die Klamotten sind kaputt. -> Sie sind kaputt.
De kleren zijn kapot. -> Zij zijn kapot.
Slide 14 - Tekstslide
Mache Aufgabe 1, Seite 81
Slide 15 - Tekstslide
Lösung Aufgabe 1, Seite 81
Slide 16 - Tekstslide
Als je het geslacht van zelfstandige naamwoorden in het Duits kunt bestemmen, kun je...
Slide 17 - Woordweb
Antwoord
....kun je het door een persoonlijk voornaamwoord vervangen.
Der Mantel ist blau -> Er ist blau.
Slide 18 - Tekstslide
Herhaling van periode 1: Persoonlijke voornaamwoorden (Personalpronomen) in het Duits zijn:
Slide 19 - Woordweb
Herhaling van periode 1: En wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden (Possessivpronomen)in het Duits, weet je het nog?
Slide 20 - Woordweb
Buch, Seite 82 / 83
Ich habe eine Schwester.
Er hat einen Hund.
Ihr habt Eltern.
-> Wat is hier het persoonlijke voornamwoord en wat het zelfstandige naamwoord?
Slide 21 - Tekstslide
Als je een bezit wilt aangeven van een zelfstandig naamwoord, wat moet je vervolgens doen en bedenken in het Duits?
Slide 22 - Open vraag
Weiter mit Prowise
Wir machen zwei Übungen.
Mache Notizen in deinem Heft.
Slide 23 - Tekstslide
Lernbox 5 & 6
Buch, Seite 94 / 95
Slide 24 - Tekstslide
Vokabeln üben
Buch, Seite 88 / 89
Aufgabe 3 & 4
timer
5:00
Slide 25 - Tekstslide
Beginopdracht
-> Kijk nog een keer naar de grammaticaoefeningen.