H1: Karel de Grote, het leenstelsel en de standen

Welkom in de geschiedenisles!
1 / 62
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 62 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom in de geschiedenisles!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag? (1)
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Karel de Grote
  • Opdrachten 
  • Afsluiting  

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag? (2)
  • Lesdoelen
  • Opdrachten 
  • Leenstelsel
  • Afsluiting  

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag? (3)
  • Lesdoelen
  • Opdrachten 
  • Quizlet
  • Afsluiting  

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag? (4)
  • Lesdoelen
  • Herhaling 
  • Filmpje 
  • Opdrachten 
  • Afsluiting  

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar hebben we het over gehad net voor de vakantie?


  • Wat moet je leren voor TW2?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:

  • Kun je uitleggen wie Karel de Grote was.

  • Kun je uitleggen hoe het Frankische rijk werd bestuurd.

  • Kun je kenmerken van het leenstelsel herkennen in bronnen.

  • Kun je beoordelen welke voor- en nadelen er aan het leenstelsel zaten.

  • Kun je de drie standen benoemen en hun relatie tot elkaar uitleggen. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg het leenstelsel uit in je eigen woorden

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding. Leg uit wat je ziet gebeuren op de bron. Verwijs hierbij naar een beeldkenmerk uit de bron.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem een aantal oorzaken voor het einde van het WRR

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is niet een oorzaken voor het einde van het WRR
A
Te weinig soldaten aan de grens
B
Zeus werd niet goed geëerd en was boos
C
de volksverhuizingen
D
er was ruzie over wie er de keizer mocht zijn

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaat hoofdstuk 4 over?
A
De Grieken
B
De Romeinen
C
De Tweede Wereldoorlog
D
De Middeleeuwen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Direct en indirect
Directe bron 
  • --> is een bron die uit die tijdsperiode komt

Indirecte bron 
  • --> is een bron die later is gemaakt dat die tijdsperiode 



Tekening van Karel de Grote (745-814) gemaakt in 1513.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
2:00
Middeleeuwen

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit hoe het leenstelsel werkt.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de drie standen en wat zij bijdragen aan de middeleeuwse samenleving.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het Frankische Rijk

  • Het was erg gevaarlijk in Europa na de val van het WRR. Weinig handel

  • Het Frankische volk kreeg de macht over een groot deel van Europa. (Germaans volk dat vanaf de 5 eeuw een eigen koninkrijk had.)

  • De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.  (768)



Een buste van Karel de Grote. In een schatkamer in Wenen kan je zijn kroon nog bewonderen!

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Karel de Grote
  • Karel de Grote breidde zijn rijk uit door:

  1. Gebieden te veroveren met geweld
  2. Huwelijkspolitiek (het inzetten van huwelijken om bezit van grondgebied te vergroten of bondgenoten te krijgen.)
  3. Samen te werken met de paus

  • Karel had een centraal bestuur: de organisatie van het bestuur vanuit één vaste plaats (Aken)

  • Dwong mensen (zoals de Saksen) om christelijk te worden

  • In het jaar 800 werd hij zelfs keizer (in Rome), gekroond door de paus

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rond 800 was het Frankische Rijk op zijn grootst. Naast dit rijk is er nog het grote Oost-Romeinse Rijk en ontstaan er nieuwe Moslimse Rijken.

Welke landen uit onze tijd behoren tot zijn rijk?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. Wie was Karel de Grote?
b. Over welk gebied was hij de baas?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
  • Tekst: De kroning van Karel de Grote en De macht van Karel de Grote
  • Opdrachten: 1 t/m 10
  • Blz. 129 en 130 + blz. 136 en 137

Klaar? maak opdracht 11
Schrijf de opdrachten in je planner!

timer
15:00

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wolfert land

Eed van trouw

Slide 27 - Tekstslide

Aan wie ben jij trouw?
De leenmannen lieten hun gebied ook weer besturen door onderleenmannen. De leenmannen van Karel de Grote werden dus leenheren van de onderleenmannen.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het leenstelsel
  • Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen. Daarom kreeg hij hulp van edelen: mannen die met hem meevochten.

  • Zijn trouwste edelen kregen als beloning ieder een gebied in leen.

  • Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.

  • Karel de grote leende zijn gebied uit en was de leenheer.

  • Deze manier van besturen noem je het leenstelsel.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit hoe het leenstelsel werkt.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het leenstelsel
Als leenman had je vier plichten:

1. Je moest trouw zweren aan de koning;

2. Je moest zijn gebied besturen en er rechtspreken;

3. Je moet jaarlijks belasting aan de koning betalen;

4. als er oorlog was in het rijk, moest je met je eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vier plichten had een leenman van de koning?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De standensamenleving
  • Op de domeinen ontstond een samenleving waarin iedereen zijn eigen plek en taak van god had gekregen:

  1. Geestelijken (bidden voor de boeren en de adel)
  2. Adel (besturen/vechten om de geestelijken en de boeren te beschermen )
  3. Boeren (werken op het land om de geestelijken en adel te voeden)

  • De wereld was in de middeleeuwen daarom erg overzichtelijk. Je behoorde tot een stand, je wist wat jouw taken waren en je leefde op een domein.
  • Deze standen waren afhankelijk van elkaar.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke drie standen kennen we in de middeleeuwen?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Video
Histoclips: Karel de Grote

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Video

3:11
3:30
8:11
8:38
8:56
10:22
11:08
12:42
Welke twee redenen heeft Karel de Grote om tegen de Saksen te vechten?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom lijkt het Frankische leger onoverwinnelijk?
A
Ze hebben de hulp van God en goede paarden.
B
Ze hebben stijgbeugels en hakken de heilige eik van de Saksen om.
C
Ze hebben stijgbeugels en sterke zwaarden.
D
Ze hebben sterke zwaarden en Karel is een goede legerleider.

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tegen welke drie volken vecht Karel de Grote?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom heeft Karel de Grote leenmannen nodig?
A
Anders wordt hij afgezet als keizer.
B
Zijn rijk is te groot om alleen te besturen.
C
Hij is druk met oorlog voeren en kan niet besturen.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de taken van Karel zijn leenmannen?
A
Het stuk land besturen + Karel advies geven + Karel helpen als hij oorlog voert
B
Het stuk land besturen + Karel geld betalen + Karel helpen als hij oorlog voert
C
Het christendom verspreiden + Karel advies geven + Karel helpen als hij oorlog voert
D
Het stuk land besturen + Karel advies geven + Karel zijn rijk uitbreiden

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor belangrijks gebeurde er in het jaar 800?

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom liet Karel overal in zijn rijk Paltsen bouwen?

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee zaken probeert Karel te verbeteren in zijn Rijk?
A
Recht & rijkdom
B
Onderwijs & rijkdom
C
Handel & recht
D
Onderwijs & handel

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De standensamenleving
  • Op de domeinen ontstond een samenleving waarin iedereen zijn eigen plek en taak van god had gekregen:

  1. Geestelijken (bidden voor de boeren en de adel)
  2. Adel (vechten om de geestelijken en de boeren te beschermen )
  3. Boeren (werken op het land om de geestelijken en adel te voeden)

  • De wereld was in de middeleeuwen daarom erg overzichtelijk. Je behoorde tot een stand, je wist wat jouw taken waren en je leefde op een domein.
  • Deze standen waren afhankelijk van elkaar.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De eerste stand bestond uit de geestelijkheid. De taak die zij van God hadden gekregen was bidden voor het volk!
Tot de geestelijkheid behoren monikken, bischoppen, priesters, nonnen en natuurlijk de paus.
De tweede stand was de adel. Dit waren rijke mensen met hun eigen land (vaak in leen gekregen van de koning). Zij konden met hun geld een goede wapenuitrusting kopen. Als sterke ridders moesten zij de koning helpen en de mensen op hun land bescheremen. 
De derde stand waren de boeren (en burgers). Binnen deze stand waren sommigen rijk, maar de meeste waren erg arm. Ze waren geboren in de derde stand en dat was omdat god het zo wilde. Ze moesten hard werken, hadden veel plichten en weinig rechten.

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke drie standen kennen we in de middeleeuwen?

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
  • Tekst: De kroning van Karel de Grote en De macht van Karel de Grote
  • Opdrachten: 1 t/m 10
  • Blz. 129 en 130 + blz. 136 en 137

Klaar? Geef dit aan bij je docent.
Schrijf de opdrachten in je planner!

timer
5:00

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
  • Individueel 
  • Ga aan de slag met de opdrachten in google classroom.
  • Nabespreken 



Klaar? Geef dit aan bij je docent.

timer
5:00

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nabespreking
  • In je geschiedenisboek staat dat Karel een vrolijke en goedgeluimde man was. Leg uit dat deze uitspraak standplaatsgebonden is (vanuit één kant bekeken). Betrek in je antwoord de manier waarop de Saksen naar Karel keken.

  • Een symbool dat bij Karel hoort is het zwaard. Wat symboliseert dit zwaard?

  • Waarom is Karel de Grote vijf keer getrouwd?

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 52 - Tekstslide

https://quizlet.com/nl/991084953/h1-middeleeuwen-val-rr-flash-cards/?i=6bc134&x=1qqt
Afsluiting
Aan het eind van deze les:

  • Kun je uitleggen wie Karel de Grote was.

  • Kun je uitleggen hoe het Frankische rijk werd bestuurd.

  • Kun je kenmerken van het leenstelsel herkennen in bronnen.

  • Kun je beoordelen welke voor- en nadelen er aan het leenstelsel zaten.

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fijne dag!

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke voordelen en nadelen zitten er aan het leenstelsel?

Slide 55 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoefde een leenman NIET te doen voor zijn leenheer?
A
Een eed van trouw afleggen.
B
Vechten voor zijn leenheer.
C
Overleggen wat hij met het gebied ging doen
D
Belasting betalen.

Slide 56 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kreeg een leenman NIET van zijn leenheer?
A
Land in leen
B
Bescherming bij oorlog.
C
Privileges
D
Een ridder uitrusting

Slide 57 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort er niet bij?
A
Frankische Rijk
B
West-Romeinse Rijk
C
Oost-Romeinse Rijk
D
Moslimse Rijken

Slide 58 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ridders
  • Ridders waren de soldaten van de middeleeuwen.

  • Een uitrusting (harnas, paard, zwaard, schild) waren erg duur.

  • Vaak kregen ridders als beloning een stuk land van de koning.

  • Besturen lieten zij doen, ze gingen zelf liever jagen met valken!

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De valkenjacht was duur, het trainen van roofvogels was een echt beroep. 
Naast jagen hielden de ridders ervan om op toernooien te vechten (soms om de hand van een mooie jonkvrouw).

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het gezag van de koning







  • Karel stuurde zendgraven om te controleren of de leenmannen zich aan de gemaakte afspraken hielden en om nieuwe wetten bekend te maken.
  • Soms besloot een leenman om niet meer te luisteren naar de koning.

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na de dood van Karel de Grote nam  zijn zoon Lodewijk de Vrome het over.
Toen ook deze stierf viel het Frankische rijk uiteen in drie stukken verdeeld over zijn drie zonen.
Afbeelding: verdeling van het verdrag van Verdun, 843.

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies