Gs 8: Liberalisme, socialisme en nationalisme

Thema 8:  Burgers en stoommachines
                                                                          19e eeuw                        1800-1900
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, k, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 8:  Burgers en stoommachines
                                                                          19e eeuw                        1800-1900

Slide 1 - Tekstslide

Regels
  • Bij binnenkomst ga je zitten en pak je je spullen.
  • Je laptop laat je dicht op tafel liggen.
  • Als je wat wilt vragen steek jij je vinger op
  • Als de docent praat zijn de leerlingen stil 
  • Je behandeld een ander zoals je zelf behandeld wilt worden. Dat betekent met fatsoen en respect. 

Slide 2 - Tekstslide

Aantekeningen
Zie je dit potloodje? Dan neem je de dikgedrukte en onderstreepte zin over in je schrift.


Te weinig tijd? De les wordt met je gedeelt, kan je tijdens zelfstandig werken verder met overnemen.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel van de week

Je herkent verschillen tussen het liberalisme, het socialisme en het nationalisme

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel van de week

Slide 5 - Tekstslide

Deze les
 Politiek in de Tijd van Burgers en stoommachines. 

  • Herhaling vorige les en criteria bespreken
  • Leer jij hoe onze huidige politiekstelsel is ontstaan
  • Leer jij de verschillende politieke stromingen (isme's)
  • Leer jij waar de verschillende politieke stromingen voor staan.

Slide 6 - Tekstslide

Waar of niet waar?

Was koning Willem I een absoluut vorst?

A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag


Wat betekent de 'sociale kwestie'?
A
De goede omstandigheden waarin de arbeiders leven
B
De slechte omstandigheden waarin arbeiders leven

Slide 8 - Quizvraag

Verenigd koninkrijk der Nederlanden bestaat uit de landen...
A
Nederland, Frankrijk en luxemburg
B
Nederland, België en Duitsland
C
Nederland, België en luxemburg
D
Nederland, België en Frankrijk

Slide 9 - Quizvraag

Waar of niet waar?

Het kinderwetje van Van Houten stopte de kinderarbeid volledig
A
Niet waar
B
waar

Slide 10 - Quizvraag

Napoleon
Willem Alexander
Willem van Oranje
Willem I
Willem V

Slide 11 - Sleepvraag

Politiek in de 19e eeuw. 
In 1848 waren er veel opstanden in Europa tegen absolute machthebbers. 
Willem I was bang dat het in Nederland ook zou komen, hij gaf zijn macht
op en tekende een nieuwe grondwet.

Opstand Tegen:
  • Absolute machthebbers
Opstand Voor: 
  • Meer democratie en zeggenschap van de burgers
      (alleen rijke burgers) 
'Ik alleen beslis alles'

Slide 12 - Tekstslide

Politiek in de 19e eeuw. 
De invoering van de grondwet van 1848 was de basis voor de moderne politiek die wij nu kennen. Politieke partijen, zoals in onze tijd waren er nog niet

Verandering:
  • Absolute macht van de koning weg
  • Macht bij het parlement (1e & 2e kamer)
  • De ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering

'Ik alleen beslis alles'
_________

Slide 13 - Tekstslide

Politiek in de 19e eeuw. 
De leden van de tweede kamer waren er niet namens een partij, maar namens zichzelf. Er waren wel groepen leden die hetzelfde over standpunten dachten.

  • Conservatieven: Willen geen veranderingen, vanuit traditie bij het oude laten. 
  • Liberalen:  Willen wel verandering, de vrijheid van het individu voorop.

Slide 14 - Tekstslide

Politiek in de 19e eeuw. 
Door de snelle veranderingen in de 19e eeuw op het gebied van de industrialisering veranderde de maatschappij. De sociale kwestie en politieke vraagstukken (hoe lossen we dat op) zorgde voor partijvorming. 

  1. Liberalen
  2. Confessionelen
  3. Socialisten

Slide 15 - Tekstslide

Liberalisme 
Komt voort uit Verlichtingsideeën die de vrijheid van het individu voorop stelden. Vaak waren dit de rijkere burgers 

Voor:
  • Persoonlijke vrijheid van mensen.
  • Zelf besturen, niet afhankelijk zijn van de koning.
  • Wie belasting betaald mag stemmen (censuskiesrecht) 


Slide 16 - Tekstslide

Socialisme
Socialisten komen op voor de rechten van arbeiders. Zij vinden dat werkende mensen beschermd moeten worden. Vaak de arme arbeiders.

Voor:
  • Het verbeteren van werkomstandigheden.
  • Staken en vakbonden op richten om op te komen voor hun rechten.
  • Taak van de overheid is om te zorgen voor arme mensen.  
  • Algemeen kiesrecht. 

Slide 17 - Tekstslide

Confessionalisme
De godsdienstige kant was een belangrijke richting in de politiek. Te verdelen in protestante en katholieke leden. Zij lieten zich leiden door het geloof. 
Voor:
  • Wilden dat de overheid ook geld gaf aan hun scholen, net als aan de openbare scholen.
  • Tegen het socialisme en liberalisme.
  • De bijbel was de manier


Slide 18 - Tekstslide

Politiek in de 19e eeuw. 
Door emancipatiebewegingen in de 19e eeuw ontstonden er nog meer stromingen.
Emancipatiebeweging: is ‘een beweging die streeft naar gelijkberechtiging van achtergestelde groepen’.

  • Nationalisme
  • Feminisme

Slide 19 - Tekstslide

Nationalisme
Nationalisten voelen zich door taal, gewoontes, een vlag en het volkslied als inwoners sterk met elkaar verbonden. Geloven dat hun volk, land en cultuur de beste is van de hele wereld. Vaak overdreven trots.

Voor: 
  • Zij willen graag dat de trots voor het land op school aandacht krijgt
  • Sterk leger om wereldwijd militair een machtig land te zijn.
  • Liefde voor het eigen volk en de eigen land. 

Slide 20 - Tekstslide

Feminisme 
Feministen vinden dat mannen en vrouwen gelijkwaardig zijn. Dat betekent dat vrouwen dezelfde rechten zouden moeten hebben als mannen. 

Voor:
  • Stemrecht, ook voor vrouwen
  • Rechten en plichten gelijk gedeeld moeten worden tussen man en vrouw.

Slide 21 - Tekstslide

Nederland nu
  • Tweede kamer
     150 zetels (stoelen)
  • Eerste kamer: 
     75 zetels

  • Vanaf 18 kiesrecht (iedereen) 

Slide 22 - Tekstslide

Waar of niet waar?

Na 1848 bleef de Nederlandse koning erg machtig
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord

Wat veranderde in de grondwet van 1848?

A
De koning werd machtiger
B
De macht kwam bij het parlement te liggen
C
De koning draagt de verantwoordelijkheid van het land
D
Ministers waren verantwoordelijk voor de regering

Slide 24 - Quizvraag

Welke politieke stroming hoort bij de volgende zin?

"De taak van de overheid is om te zorgen voor arme mensen."
A
Liberalen
B
Feministen
C
Socialisten
D
Nationalisten

Slide 25 - Quizvraag

-  Verbind de uitspraken aan de juiste politieke stromingen
SOCIALISME
LIBERALISME
CONFESSIONALISME
FEMINISME
NATIONALISME
Wij willen betere werkomstandigheden!
Wij willen gelijke rechten als mannen!
Nederland is het beste land op aarde!
Wij willen geen verandering en de bijbel als leidraad! 
Wij willen zo weinig mogelijk bemoeienis van kerk en staat!

Slide 26 - Sleepvraag

Opdrachten van de week
Maak de werkdoelen bij:
  • Liberalisme, socialisme en nationalisme


Beantwoorde criteria in je schrift
(verschillend per kleur) 

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag! 
  •     Ga naar de learning portal en maak de opdrachten. Daarna beantwoord de criteria die hoort bij het leerdoel in je schrift

se se Je mag zachtjes samenwerken. Je maakt wel je eigen werk. Hierbij mag je muziek luisteren.

            Als je klaar bent, dan laat je je werk zien voor feedback.

Slide 28 - Tekstslide