3.5 Bacteriën

Bacteriën
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bacteriën

Slide 1 - Tekstslide

TERUGBLIK

Slide 2 - Tekstslide

Van wie is welke cel?
Dier
Schimmel
Bacterie
Plant

Slide 3 - Sleepvraag

Bacteriën
schimmels
dieren
planten
geen celwand
bladgroen korrels
geen celkern
wel celwand, 
celkern, geen bladgroenkorrels

Slide 4 - Sleepvraag


Een bacterie heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 5 - Quizvraag


Een cel van een schimmel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 6 - Quizvraag


Een plantencel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 7 - Quizvraag


Een dierlijke cel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern -GEEN celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 8 - Quizvraag

Leerdoelen
3.5.7 Je kunt de bouw en voortplanting van bacteriën beschrijven.
3.5.8 Je kunt gevaren en gebruik van bacteriën noemen.



Zonder microscoop kun je ze niet zien. Toch zijn bacteriën overal. Sommige zijn schadelijk, maar veel bacteriën zijn nuttig.


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Bacteriën
- Geen celkern
- Wel een celwand
- Geen bladgroenkorrels
- Eéncellig, ze bestaan uit 1 cel. 
- Met een gewone microscoop alleen als 
  kleine puntjes of streepjes ziet. 
                                         
Alleen als je ze honderdduizenden keren vergroot, kun je zien hoe ze 
er in werkelijkheid uitzien.

Slide 11 - Tekstslide

Voortplanting 

Bacteriën planten zich voort door deling.
Hoe ze dat doen?

1.  Eén bacterie deelt in tweeën.
2.  Die 2 groeien totdat ze weer even groot zijn.
3.  Dan gaan die 2 zich ook weer delen.
4.  Dan zijn er 4 en die gaan zich ook weer delen......

Bij gunstige omstandigheden delen ze zich elk half uur. 
Er moet dan voedsel en vocht zijn en de temperatuur moet goed zijn. 
Er ontstaat dan een hele grote groep, zo'n groep noem je een bacteriekolonie. 
Een bacteriekolonie kun je met het blote oog zien.


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

De meeste bacteriën voeden zich met resten van dode organismen. 
Zo ruimen bacteriën, net als schimmels andere organismen op. 
Het menselijk lichaam telt 10 x meer bacteriën dan cellen
Het menselijk lichaam telt 10x meer bacterien dan cellen
In de darmen zitten ontzettend veel bacteriën. De meeste zijn nuttig. 
Ze helpen bij het verteren van voedsel.
Door de goede, nuttige bacteriën hebben schadelijke bacteriën geen kans. Nuttige bacteriën beschermen de huid.
In je mond zitten 25 x meer bacteriën 
dan er mensen op de aarde leven.
Het zijn veel nuttige bacteriën maar er zijn ook schadelijke bacteriën.
Nuttige bacteriën

Slide 14 - Tekstslide

Voedsel maken

Bacteriën kunnen een rol hebben bij het maken van voedsel.

Die speciale bacteriën worden gebruikt bij het maken van voedingsmiddelen.

Slide 15 - Tekstslide

Schadelijke bacteriën
Voedsel bestaat uit (delen van) organismen. Voorbeelden hiervan zijn: vlees, vis, fruit en groenten. 

Voor bacteriën is dat ook voedsel, daarom kunnen ze daar goed op leven. 

Het voedsel gaat daardoor bederven. Als wij bedorven voedsel eten, kunnen we daarvan ziek worden.

Er zijn bepaalde soorten bacteriën die mensen ziek kunnen maken. De bacteriën delen zich dan in je lichaam. Longontsteking, keelontsteking en oorontsteking zijn voorbeelden van ziekten veroorzaakt door bacteriën. 

Slide 16 - Tekstslide

8. Je kunt gevaren en gebruik van bacteriën noemen.
• Nuttige bacteriën.
– Bacteriën ruimen dode organismen op in de natuur.
– Een laagje bacteriën op je huid beschermt tegen ziekte.
– Bacteriën in je darmen helpen bij de vertering van je voedsel.
– Mensen maken voedsel met bacteriën, bijv. yoghurt en zuurkool.
• Schadelijke bacteriën.
– Bacteriën kunnen voedsel bederven.
– Bacteriën kunnen ziekten veroorzaken, bijv. oorontsteking.
7. Je kunt de bouw en voortplanting van bacteriën beschrijven. 
• De bouw van bacteriën.
– Bacteriën bestaan uit één cel.
• De voortplanting van bacteriën.
– Bacteriën planten zich voort door deling.
Onthoud

Slide 17 - Tekstslide

Aan het werk! Bio voor Jou
Wat? 3.5 Bacteriën - opdrachten 1 t/m 10
Opdracht 4 maak je in je mapje
Waar? In Magister.me in de studiewijzer mens en natuur. 

Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Test Jezelf!

timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Nog zin in een Quizje?

Slide 20 - Tekstslide

Voortplanting van Bacteriën:
Bacteriën planten zich voort
door te delen
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 21 - Quizvraag

Een bacterie
A
bestaat uit een bacteriekolonie
B
bestaat uit een klein groepje cellen
C
bestaat uit 1 cel
D
is geen cel

Slide 22 - Quizvraag

Bacteriën hebben
A
wel een celwand geen celkern wel bladgroenkorrels
B
wel een celwand wel een celkern geen bladgroenkorrels
C
geen celwand geen celkern wel bladgroenkorrels
D
wel een celwand geen celkern geen bladgroenkorrels

Slide 23 - Quizvraag

Bacteriën
A
zijn nuttig omdat ze een beschermende laag op je huid vormen
B
zijn nuttig voor de natuur, ruimen (resten) van organismen op
C
zijn nuttig omdat ze voor voedselproductie worden gebruikt
D
A, B en C zijn waar

Slide 24 - Quizvraag

Bij warm weer leg je voedsel in de koelkast
A
omdat het voedsel dan beter smaakt
B
ziekmakende bacteriën kunnen zich dan minder voortplanten
C
het hoeft niet, eigenlijk is dat onzin
D
gezonde bacteriën blijven dan beter aanwezig in het voedsel

Slide 25 - Quizvraag

Roy zegt: Bacteriën planten
zich voort door deling

Emily zegt dat bacteriën zich voeden met dode resten van organismen
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
Roy: waar Emily: niet waar
D
Roy: niet waar Emily: waar

Slide 26 - Quizvraag

Mayke zegt dat sla kan bederven door bacteriën, het stinkt dan.

Görkem zegt dat bij de bereiding van yoghurt bacteriën worden gebruikt
A
Beide waar
B
Beide nietwaar
C
Mayke: waar Görkem: nietwaar
D
Mayke: nietwaar Görkem: waar

Slide 27 - Quizvraag

Een bacterie bestaat uit:
A
1 cel
B
2 cellen
C
meer cellen

Slide 28 - Quizvraag

Een bacterie heeft een celwand?
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quizvraag

Een bacterie heeft een celkern?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quizvraag

Bacteriën
A
planten zich niet voort
B
vermeerderen zich door te delen
C
planten zich voort met zaadjes

Slide 31 - Quizvraag

Bacteriën zijn nuttig als reducenten in de natuur.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Bacteriën kunnen voedsel doen bederven.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Bacteriën kunnen oorontsteking veroorzaken.
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Een bacteriële infectieziekte kan worden bestreden met antibiotica.
A
onjuist
B
juist

Slide 35 - Quizvraag

Bij de productie van zuurkool worden bacteriën gebruikt.
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Noem de 3 kenmerken om de vier rijken te ordenen?
A
Bladgroenkorrels, celkern en cytoplasma
B
Bladgroenkorrels, celkern en celwand
C
Blad, stengel en wortel
D
Celkern, celwand en slijmvliescellen

Slide 37 - Quizvraag

Hoeveel bacteriën heb je na een uur delen als de bacterie zich om de 30 minuten deelt?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 38 - Quizvraag

Welke hoort niet thuis bij de 4 rijken?
A
Bacterien
B
Dieren
C
Mensen
D
Planten

Slide 39 - Quizvraag

Wat zijn twee gunstige omstandigheden voor bacterien?
A
Koude temperatuur en vocht
B
Droog en voedsel
C
Warmte en droog
D
Warmte en vocht

Slide 40 - Quizvraag