Tekstverbanden en signaalwoorden deel 1

tekstverbanden en signaalwoorden.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

tekstverbanden en signaalwoorden.

Slide 1 - Tekstslide

welke successen ga je behalen?

                    

wat kan ik allemaal na deze lessen en oefeningen?

Slide 2 - Tekstslide

Lezen hoofdstuk 2

Doel:
kennen signaalwoorden en verbanden.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord? geef een korte omschrijving, weet je het nog?

Slide 4 - Open vraag

JA, MAAR....... betekent gewoon....

Slide 5 - Tekstslide

signaalwoord
doordat:
geeft het  'teken' dat er een oorzaak 
genoemd wordt

Slide 6 - Tekstslide

tekstverbanden en signaalwoorden
straks kan ik/weet ik:
A
alle signaalwoorden herkennen
B
welk tekstverband ze aangeven
C
ze zelf ook in een tekst zetten
D
haal ik een vet, cool cijfer voor de toets

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Leesvaardigheid



Signaalwoorden

Slide 9 - Tekstslide

'Ook'
A
Concluderend tekstverband
B
Tijdsvolgorde tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Opsommend tekstverband

Slide 10 - Quizvraag

Daardoor hoort bij het tekstverband?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Link

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 13 - Quizvraag

Als gevolg van de hevige sneeuwval, moesten de mensen sneeuw ruimen.
Wat is hier het signaalwoord?
A
hevige
B
moesten
C
als gevolg van
D
sneeuwval

Slide 14 - Quizvraag

Als gevolg van, dus, doordat, dat komt door... zijn signaalwoorden die horen bij?
A
vergelijkend verband
B
concluderend verband
C
oorzakelijk verband
D
redengevend verband

Slide 15 - Quizvraag

redengevend en oorzakelijk?
Oorzakelijk: waardoor gebeurt iets en HEB JE GEEN INVLOED
Redengevend: omdat, daarom, want, vanwege: geeft aan waarom iemand iets DOET OF VINDT. Wel eigen i nbreng.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is eigenlijk het nut van signaalwoorden?
A
je leert goed spellen
B
je kunt dan sneller lezen
C
je snapt dan beter hoe een tekst in elkaar zit
D
dat heb toch helegaar no nut :)

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Maak een zin over Elvis. Gebruik in die zin een opsomming met de juiste signaalwoorden.

Slide 19 - Open vraag

zelfstandig aan het werk 
Stilte

Slide 20 - Tekstslide