Klimaat H4 Frontale zone

Hoofdstuk 4: Het weer in de frontale zone
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4: Het weer in de frontale zone

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling vorige lessen
Lagedrukgebied
Hogedrukgebied
Minimum
Maximum
Droog
Zonnig
Bewolkt
Neerslag
Weinig luchtdeeltjes
Veel luchtdeeltjes
Lucht stijgt
Lucht daalt

Slide 2 - Sleepvraag

H4 De frontale zone
De frontale zone bevindt zich tussen de 50 en de 60 graden noorder- en zuiderbreedte waar koude lucht van de polen botst op warmere subtropische lucht. Het is een complexe zone, waar het weer wisselvallig en soms moeilijk voorspelbaar is. Een belangrijke oorzaak voor de complexiteit van het weer in deze zone is de straalstroom of jetstream die zich op ongeveer 6 tot 10 kilometer hoogte boven het aardoppervlak bevindt in deze zone. 

Slide 3 - Tekstslide

straalstroom
De straalstroom ontstaat doordat de troposfeer in de tropen veel dikker is dan op hogere breedten (ca. 16km t.o.v. ca. 8km). Lucht gaat daardoor stromen van lage naar hoge breedten. Deze luchtstroom wordt door het Corioliseffect afgebogen en stroomt daardoor op grote hoogte van west naar oost. De straalstroom laat zich het beste vergelijken met een rivier. De straalstroom maakt meanders, de zogenaamde Rossby-golven, maar snijdt deze zelf ook weer af.

Op de volgende dia's vind je 2 uitlegvideo's over de straalstroom.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Straalstroom (EN: Jet Stream): Stromen op zo'n 10 kilometer hoogte richting het westen (waarom het westen? Denk aan wet van Buys Ballot --> luchtdeeltjes van evenaar naar polen)

Gaan in golven / meanders (zie afbeelding rechtsboven): Rossby-golven

Polar jet (60 graden NB/ZB)
Subtropical jet (30 graden NB/ZB)

In de winter dichter naar de evenaar en sterker
Wat gebeurt er hoog in de atmosfeer? --> Straalstroom

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer versterkt een lagedrukgebied?
A
Als het opwarmt
B
Als er hoog in de lucht meer lucht wegstroomt dan aan het oppervlak instroomt
C
Als er hoog in de lucht minder lucht wegstroomt dan aan het oppervlak instroomt
D
Als het afkoelt

Slide 9 - Quizvraag

De ontwikkling van een lagedrukgebied: De wind hoog in de atmosfeer
Ontwikkeling lagedrukgebieden (depressies):
- Kenmerken landschap (bergen, grens land/zee) 
belangrijk, maar:
- Wind hoog in de lucht (6-10 km) belangrijker
   - Waar er sprake is van sterke divergente hoog
   - En minder convergentie aan het oppervlak
   - Stroomt er meer lucht uit dan in
   - Dus versterkt het lagedrukgebied


NB: convergentie = instroom van lucht, 
divergentie = uitstroom van lucht

Slide 10 - Tekstslide

Welk effect heeft een snellere straalstroom voor de ontwikkeling van een lage-drukgebied?
A
Het lage drukgebied wordt sterker
B
Het lagedrukgebied zwakt af

Slide 11 - Quizvraag

Kortom:
Straalstroom enorm belangrijk

Helpt bij het polaire front om luchtdeeltjes af te voeren (waardoor een lage drukgebied kan ontstaan)

En "neemt" het lagedrukgebied mee naar het noordoosten (op het NH)
--> lagedrukgebieden in NL komen vanaf Atl. Oceaan

Slide 12 - Tekstslide

Plaats de Hoge (H) - en lagedrukgebieden (L) op de juiste plek
H
H
L
L
L

Slide 13 - Sleepvraag

Plaats de juiste omschrijving op de juiste plek
Zonnig
Weinig wind
Veel wind
Bewolkt / neerslag

Slide 14 - Sleepvraag

Geef aan welke richting de wind heeft in de gebieden
Met de klok mee
Met de klok mee
Tegen de klok in
Tegen de klok in

Slide 15 - Sleepvraag

Depressies
Nederland ligt in de zone van de westenwinden, die ontstaan onder invloed van de straalstroom. Ons weer wordt vrijwel altijd aangevoerd vanaf de Atlantische Oceaan. Soms is de koude polaire lucht aan de winnende hand, dan weer de warmere subtropische lucht. Maar nog vaker bevindt West-Europa zich in de overgangszone. De straalstroom ligt dan boven ons en er worden frontale depressies of storingen aangevoerd vanuit het westen. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Hoe ontstaat een lagedrukgebied?: zet ze in de goede volgorde
1
2
3
4
5
6

Slide 18 - Sleepvraag

Ontwikkeling van een lagedrukgebied
A: Warme lucht (uit het zuiden) en koude lucht (uit het noorden) botsen (denk aan de mondiale luchtcirculatie: van H naar L) bij frontale zone
B: Een golf ontstaat; Koude en warme lucht vormen fronten
C: Lucht moet stijgen, condenseert en regent uit
D & E: De koude lucht haalt de 
warme lucht in
F: Het lagedruk is omgeven door 
koude lucht (geen warmte = geen 
energie) en lost op

Frontale depressies of storingen

Slide 19 - Tekstslide

Rond een lagedrukgebied:
- Draait de lucht tegen de klok in op het Noordelijk Halfrond
- Stroomt zowel warme als koude lucht naar binnen

- De voorkant van de warme lucht wordt een warmtefront genoemd
- De voorkant van de koude lucht wordt een koufront genoemd

Slide 20 - Tekstslide

Fronten
De kern van een depressie bevindt zich daar waar de luchtdruk het laagst is, op het scharnierpunt van het warmte- en het koufront. De wind waait het hardst, daar waar de isobaren het dichtst bij elkaar liggen, in onderstaande afbeelding ten westen van Ierland.

Slide 21 - Tekstslide

koufronten en warmtefronten
 Wanneer een dwarsdoorsnede door de depressie wordt genomen, is te zien dat er een neerslagzone rondom het warmtefront en een neerslagzone rondom het koufront ligt. De neerslag bij het warmtefront bestaat uit langdurige motregen, de neerslag bij het koufront uit harde slagregens. Na het passeren van het warmtefront stijgt de temperatuur enkele graden. Na het passeren van het koufront daalt de temperatuur weer. Het koufront beweegt met een hogere snelheid dan het warmtefront. Het koufront haalt het warmtefront uiteindelijk dus in. De warme lucht bevindt zich dan niet meer aan het aardoppervlak en de depressie sterft uit.

Slide 22 - Tekstslide

Dwarsdoorsnede koufront en warmtefront

Slide 23 - Tekstslide

Lagedrukgebied
Duurt enkele dagen tot 2 weken

Ontstaan vaak achter elkaar: als het ene laagdrukgebied afgelopen is, volgt er een nieuwe (zie afbeelding)

Slide 24 - Tekstslide

Stel: Warme en koude lucht botsen. Welke van de twee zal gaan stijgen?
A
Warme lucht
B
Koude lucht

Slide 25 - Quizvraag

Fronten
- Koude lucht beweegt sneller dan warme lucht
- "Koude lucht haalt de warme lucht in"
- Warme lucht stijgt
- Stijgende lucht koelt af, waterdamp condenseert en regent uit

Slide 26 - Tekstslide

Fronten & Weer
Bij fronten bewolking & neerslag

Type wolken geeft al veel informatie!

Slide 27 - Tekstslide

Sleep de juiste omschrijving naar de juiste plaats
Warmtefront
Koufront

Slide 28 - Sleepvraag

Waar regent het?
Vlak achter de fronten, (vooral met een lage druk)

Koufront
Warmtefront
Occlusiefront

Slide 29 - Tekstslide

Sleep de afbeelding naar de juiste plaats

Slide 30 - Sleepvraag

Meer weten?

Slide 31 - Tekstslide