H4.5 SPELLING

Zet je telefoon op stil en pak je leesboek.
Leg ook Talent + je schrift op tafel.

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Zet je telefoon op stil en pak je leesboek.
Leg ook Talent + je schrift op tafel.

Slide 1 - Tekstslide



  • 10 min. stil lezen 
  • Werkwoordspelling:   herhalen + uitleg H4.5
Wat gaan we doen?

Slide 2 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen H4.5
  • Je kent de spellingsregels van het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

  • Je kent de spellingsregel van het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

  • Je kent de regels van de tussenletter 'n' en 's' in samenstellingen.

  • Je kan de spellingsregels toepassen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Spelling van de persoonsvorm
  • Welk onderwerp hoort erbij? Enkelvoud of meervoud?

  • In welke tijd staat het? Tegenwoordige of verleden tijd?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Spelling van het voltooid deelwoord
  • Gebruik de verlengproef, dus maak het woord langer:         hoor je een -d of een -t?

  • Bij sommige sterke werkwoorden eindigt het op -en.

  • Gebruik 'T  eX KoFSCHiP  als je niet hoort met langer maken.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Spelling van het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord. 

  • Schrijf het woord zo kort mogelijk.
  • Het bestede geld, de gemaakte test, een vergrote foto.
  • Een bijvoeglijk naamwoord eindigt op een -e, behalve bij sommige sterke werkwoorden.
  • De verdwenen sok, een gelopen race.

Slide 11 - Tekstslide

vergelijk de zinnen:
De man verbreedde het pad.  
Het verbrede pad was alsnog te smal.


Hij ontkent verliefd te zijn.
De ontkende verliefdheid brak hem op. 
  • verbreedde = PV VT
  • verbreed + de  
  • verbrede = VD als BN
  • zo kort mogelijk
  • ontkent = PV TT 
  • ontken + t  
  • ontkende = VD als BN
  • -d (verlengproef) + e

Slide 12 - Tekstslide

  • Spelling van het voltooid deelwoord
Tegenwoordig 
deelwoord
Tegenwoordig deelwoord

Slide 13 - Tekstslide

Spelling van het bijvoeglijk gebruikte tegenwoordig deelwoord. 

  • Als je het bijvoeglijk gebruikt schrijf je: infinitief + D(E)
  • De lachende meisjes, de hoestende man, de bellende agent

  • maar ook: een ontwijkend antwoord of een rennend kind

Slide 14 - Tekstslide

Brett verhuist naar Spanje vanwege het weer!
A
is goed, tegenwoordige tijd
B
neej! man, man! het moet verhuisd zijn!
C
rustig! het is fout, want het is voltooid deelwoord
D
kzouutffniewetu

Slide 15 - Quizvraag

Simone is naar Friesland verhuist/verhuizt/verhuisd
A
verhuizd
B
verhuist
C
verhuisd

Slide 16 - Quizvraag

De man werd -schreeuwend- op straat gevonden.
A
voltooid deelwoord
B
tegenwoordig deelwoord

Slide 17 - Quizvraag

De kat heeft mij gekrabt/gekrabd...
A
Het moet zijn gekrabt
B
Het moet zijn gekrabd
C
Het mag hier allebei
D
Paniek! ik weet het niet!

Slide 18 - Quizvraag

De uitgelote student lootte vorig jaar voor de tweede keer mee.

Is uitgelote goed geschreven?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

De gehate minister haatte het om op werkbezoek te gaan.

Is gehate goed geschreven?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

De uit Syrië (vluchten) student had een foutloos (schrijven) verslag ingeleverd.

Schrijf de woorden onder elkaar en gebruik geen hoofdletters!

Slide 21 - Open vraag

De kok kruidde op verzoek van de gast het (kruiden) eten nogmaals.
Gebruik geen hoofdletter!

Slide 22 - Open vraag

De (zappen) jongen verveelde zich stierlijk op het (bewegen) bed.

Schrijf de woorden onder elkaar en gebruik geen hoofdletter!

Slide 23 - Open vraag

Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
Infinitief
Onvoltooid deelwoord
Vdw als bijvoeglijk naamwoord
Gebruik je altijd na 'te'.
Kan in de verleden en tegenwoordige tijd staan.
Hele werkwoord + d
Zo kort mogelijk
Begint vaak met -ge, -be, -ver, -ont.

Slide 24 - Sleepvraag

Theorie (samenstelling)
Een samenstelling = twee losse woorden aan elkaar geplakt

stoel + poot                         
tafel + kleed
poster + materiaal

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Theorie (tussen -s)
- gebruik altijd een tussen -s als je die hoort:
jongensboek / stationsrestauratie

- begint woord 2 met een s-klank, verander dat woord dan!
bedrijf + chef --> bedrijf + kat --> bedrijfskat, dus bedrijfschef

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling van de volgende samenstelling:

stad + schouwburg
A
stadsschouwburg
B
stadschouwburg

Slide 28 - Quizvraag

schoonheid + slaapje
A
schoonheidsslaapje
B
schoonheidslaapje

Slide 29 - Quizvraag

handel + stad
A
handelsstad
B
handelstad

Slide 30 - Quizvraag

gezelschap + spel
A
gezelschapsspel
B
gezelschapspel

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Video

Theorie (tussen -(e)n)
Basisregel = als het linkerdeel van de samenstelling alléén een
                           meervoud heeft op -(e)n, schrijf dan -(e)n!!

eik + boom                            kat + bak                    
blinde + school                   krant + kop                 
hart + wens                           dakloze + krant
peer + boom                         kip + vel

Slide 33 - Tekstslide

Theorie (uitzonderingen)
Je schrijft géén tussen-(e)n als het eerste woord van de samenstelling:
- geen ZN is       hogeschool, platteland, huilebalk
- geen meervoud heeft     tarwebrood, benzinegeur
- alleen een meervoud op -s heeft    aspergesoep, douchekraan
- een meervoud op -s en op -(e)n heeft       groenteboer, geboortecijfer
- aangeeft hoe groot, goed, leuk, enz. iets is. De samenstelling moet dan in zijn geheel een BN zijn    reuzeleuk, apetrots, beregoed
- uniek is     Koninginnedag, maneschijn, Onze-lieve-Vrouwekerk

Slide 34 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

reet + goed
A
retegoed
B
retengoed

Slide 35 - Quizvraag

Klik op de goede samenstelling:

zon + straal
A
zonnenstraal
B
zonnestraal

Slide 36 - Quizvraag

Klik op de goede samenstelling:

pan + koek
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 37 - Quizvraag

Klik op de goede samenstelling:

hoogte + verschil
A
hoogteverschil
B
hoogtenverschil

Slide 38 - Quizvraag

Klik op de goede samenstelling:

plat + land + school
A
plattenlandschool
B
plattenlandsschool
C
plattelandsschool
D
plattelandschool

Slide 39 - Quizvraag

Werkwoordspelling ...
Blijft het lastig? 
Bekijk dan het filmpje 'Werkwoordspelling,       de ultieme uitleg' op de volgende slide!

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video