Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
2T Kapitel 4
Kapitel 4 TIERE!!!
1 / 78
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
In deze les zitten
78 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Kapitel 4 TIERE!!!
Slide 1 - Tekstslide
Spielen
Wohnen
Kaufen
Schreiben
Kommen
Machen
Duitse werkwoorden
Slide 2 - Tekstslide
FE-e-st-t-en-t-en-en
ich wohn
du wohn
er/sie/es wohn
wir wohn
ihr wohn
sie wohn
Sie wohn
Wohnen
ich spiel
du spiel
er/sie/es spiel
wir spiel
ihr spiel
sie spiel
Sie spiel
Kaufen
Slide 3 - Tekstslide
FE-e-st-t-en-t-en-en
ich wohn
du wohn
er/sie/es wohn
wir wohn
ihr wohn
sie wohn
Sie wohn
Wohnen
e
ich spiel
du spiel
er/sie/es spiel
wir spiel
ihr spiel
sie spiel
Sie spiel
Kaufen
e
Slide 4 - Tekstslide
FE-e-st-t-en-t-en-en
ich wohn
du wohn
er/sie/es wohn
wir wohn
ihr wohn
sie wohn
Sie wohn
Wohnen
e
st
ich spiel
du spiel
er/sie/es spiel
wir spiel
ihr spiel
sie spiel
Sie spiel
Kaufen
e
st
Slide 5 - Tekstslide
FE-e-st-t-en-t-en-en
ich wohn
du wohn
er/sie/es wohn
wir wohn
ihr wohn
sie wohn
Sie wohn
Wohnen
e
st
t
ich spiel
du spiel
er/sie/es spiel
wir spiel
ihr spiel
sie spiel
Sie spiel
Kaufen
e
st
t
Slide 6 - Tekstslide
FE-e-st-t-en-t-en-en
ich wohn
du wohn
er/sie/es wohn
wir wohn
ihr wohn
sie wohn
Sie wohn
Wohnen
e
st
t
en
ich spiel
du spiel
er/sie es spiel
wir spiel
ihr spiel
sie spiel
Sie spiel
Kaufen
e
st
t
en
Slide 7 - Tekstslide
FE-e-st-t-en-t-en-en
ich wohn
du wohn
er/sie es wohn
wir wohn
ihr wohn
sie wohn
Sie wohn
Wohnen
e
st
t
en
t
ich spiel
du spiel
er/sie es spiel
wir spiel
ihr spiel
sie spiel
Sie spiel
Kaufen
e
st
t
en
t
Slide 8 - Tekstslide
FE-e-st-t-en-t-en-en
ich wohn
du wohn
er/sie es wohn
wir wohn
ihr wohn
sie wohn
Sie wohn
Wohnen
e
st
t
en
t
en
en
ich spiel
du spiel
er/sie es spiel
wir spiel
ihr spiel
sie spiel
Sie spiel
Kaufen
e
st
t
en
t
en
en
Slide 9 - Tekstslide
Regelmatige werken maken???!!!
Wonen🇳🇱 - Wohnen 🇩🇪
🇳🇱 Wonen = Wohnen 🇩🇪
ich wohn
e
du wohn
st
er/sie/es wohn
t
wir wohn
en
ihr wohn
t
sie wohn
en
Sie wohn
en
e
st
t
en
t
en
en
- Spielen
- Schreiben
- Scheißen💩
Voorbeelden
- esttentenen-🧐
schrijf op je toets
Slide 10 - Tekstslide
Een ezelsbruggetje om de uitgangen te onthouden:
ich
du
er/sie/es/man
wir
ihr
sie/Sie
stam
+ e
stam
+ st
stam
+ t
stam
+ en
stam
+ t
stam
+ en
Wanneer je de uitgangen allemaal achter elkaar plakt, krijg je een woord:
E-ST-T-EN-T-EN
FE-
E-ST-T-EN-T-EN
Slide 11 - Tekstslide
ich
du
er/ sie es
wir
ihr
Sie/ sie
wohne
wohnst
wohnt
wohnen
wohnt
wohnen
Slide 12 - Sleepvraag
- Ich - krijgt als uitgang?
A
e
B
en
C
t
D
st
Slide 13 - Quizvraag
- du - krijgt als uitgang?
A
t
B
st
C
en
D
e
Slide 14 - Quizvraag
- wir, sie en Sie - krijgen als uitgang?
A
t
B
en
C
st
D
e
Slide 15 - Quizvraag
ich
du
er/ sie es
wir
ihr
Sie/ sie
wohne
wohnst
wohnt
wohnen
wohnt
wohnen
Slide 16 - Sleepvraag
du (kaufen).
A
kaufet
B
kaufe
C
kaufen
D
kaufst
Slide 17 - Quizvraag
Ich (spielen)
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
gespielt
Slide 18 - Quizvraag
ihr (machen)
A
machen
B
machst
C
macht
D
machet
Slide 19 - Quizvraag
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (hören) gerne Musik.
A
hort
B
höre
C
horst
D
horen
Slide 20 - Quizvraag
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ihr (kaufen) solche teuere Sachen.
A
kaufst
B
kaufen
C
kaufet
D
kauft
Slide 21 - Quizvraag
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (besuchen) die Oma.
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche
Slide 22 - Quizvraag
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (spielen) gern Tennis.
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
spielst
Slide 23 - Quizvraag
machen
Warum ... er das
A
machen
B
macht
C
mache
D
machst
Slide 24 - Quizvraag
lieben
... du deine Freundin?
A
liebe
B
lieben
C
liebt
D
liebst
Slide 25 - Quizvraag
heißen
Ihr ... Sandra und Felix.
A
heißen
B
heißt
C
heißst
D
heiße
Slide 26 - Quizvraag
lieben
Warum ... er Fußball so sehr?
A
liebt
B
liebe
C
lieben
D
liebst
Slide 27 - Quizvraag
wohnen
Am besten ... man in Australien.
A
wohnen
B
wohne
C
wohnst
D
wohnt
Slide 28 - Quizvraag
Ich habe hier (wohnen).
A
gewohnt
B
gewohnd
C
gewohnen
D
wohnen
Slide 29 - Quizvraag
Ihr (wohnen)... in Hamburg.
A
wohne
B
wohnt
C
wohnen
D
wohnst
Slide 30 - Quizvraag
(wohnen) Peter ………… in Köln.
A
wohne
B
wohnen
C
wohnst
D
wohnt
Slide 31 - Quizvraag
Kies:
Ich (spielen) gern Tennis.
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
spielst
Slide 32 - Quizvraag
Kies:
Ihr (spielen) solche teuere Videogame.
A
spielst
B
spielen
C
spiele
D
spielt
Slide 33 - Quizvraag
Kies:
Du (spielen) mit deinem Freund.
A
spielst
B
spielen
C
spielt
D
spiele
Slide 34 - Quizvraag
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
wir(spielen) die Oma.
A
spielen
B
spielt
C
spiele
D
spielst
Slide 35 - Quizvraag
Regelmatige werkwoorden: uitgangen
werkwoord:
kaufen
-->
Stam =
kau
f
ich
kauf
e
du
kauf
st
er/sie es
kauf
t
wir
kauf
en
ihr
kauf
t
sie
kauf
en
Sie
kauf
en
Slide 36 - Tekstslide
Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man
wir
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel
spiel
spiel
spiel
-e
-st
-t
-en
-en
-t
Slide 37 - Sleepvraag
du (kaufen).
A
kaufet
B
kaufe
C
kaufen
D
kaufst
Slide 38 - Quizvraag
Ich (spielen)
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
gespielt
Slide 39 - Quizvraag
ihr (machen)
A
machen
B
machst
C
macht
D
machet
Slide 40 - Quizvraag
Ich (trinken) ein Wasser, das mir schmeckt
A
trinkst
B
trinkt
C
trinke
D
trinken
Slide 41 - Quizvraag
ich
du
er/sie/es/man
wir
ihr
sie/Sie
Sleep de werkwoorden naar de juiste plek
schrijven= schreiben
schreibe
schreibst
schreibt
schreibt
schreiben
schreiben
Slide 42 - Sleepvraag
du (kaufen).
A
kaufet
B
kaufe
C
kaufen
D
kaufst
Slide 43 - Quizvraag
Ich (spielen)
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
gespielt
Slide 44 - Quizvraag
ihr (machen)
A
machen
B
machst
C
macht
D
machet
Slide 45 - Quizvraag
Ich (trinken) ein Wasser, das mir schmeckt
A
trinkst
B
trinkt
C
trinke
D
trinken
Slide 46 - Quizvraag
De uitgangen (
fe
esttenten)
ich du er/sie/es
wir
ihr
Sie sie
-e
-st
-t
-en
-t
-en
Slide 47 - Tekstslide
Regelmatige werkwoorden vervoegen
Na het maken van de stam kijk je om welk persoonlijk voornaamwoord het gaat in de zin. De persoonlijk voornaamwoorden zijn:
I = ich (ik)
D = du (jij)
E = er/sie/es (hij/zij/het)
W = wir (wij)
I = ihr (jullie)
S = Sie/sie (U/zij)
Slide 48 - Tekstslide
Van de persoonlijk voornaamwoorden kun je een ezelsbruggetje maken, namelijk
IDEWIS:
I = ich (ik)
D = du (jij)
E = er/sie/es (hij/zij/het)
W = wir (wij)
I = ihr (jullie)
S = Sie/sie (U/zij)
Slide 49 - Tekstslide
Regel: feesttenten
Het ezelsbruggetje
Slide 50 - Tekstslide
Slide 51 - Tekstslide
er (gehen)
A
gehst
B
gehe
C
geht
D
gehen
Slide 52 - Quizvraag
sie (ev) (schreiben)
A
schreibst
B
schreibe
C
schreiben
D
schreibt
Slide 53 - Quizvraag
Vervoeg het werkwoord tussen haakjes: Ich (kaufen) V-Bucks.
A
kaufen
B
kaufst
C
kaufe
D
kauft
Slide 54 - Quizvraag
ihr (machen).
A
machen
B
machst
C
macht
D
mache
Slide 55 - Quizvraag
Vervoeg het werkwoord tussen haakjes: Anna und Sophia (tanzen) jeden Tag
A
tanzen
B
tanzt
C
tanze
D
tanzst
Slide 56 - Quizvraag
Vervoeg het werkwoord tussen haakjes: Marco (spielen) Fußball.
A
spielen
B
spielst
C
spiele
D
spielt
Slide 57 - Quizvraag
Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man
wir
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel
spiel
spiel
spiel
-e
-st
-t
-en
-en
-t
Slide 58 - Sleepvraag
sprechen
Wir ...... jeden Tag.
A
spricht
B
sprechen
C
sprechst
D
sprecht
Slide 59 - Quizvraag
lieben
Carolina ..... es, Tiktokvideos zu machen.
A
liebt
B
lieben
C
liebst
D
liebe
Slide 60 - Quizvraag
wohnen
...... du in Den Haag?
A
wohnen
B
wohne
C
wohnt
D
wohnst
Slide 61 - Quizvraag
heißen
...... Sie (u-vorm) Anja?
A
heißen
B
heiße
C
heißt
Slide 62 - Quizvraag
reisen
Meine Familie und ich ...... jedes Jahr nach Spanien.
A
reisen
B
reizen
C
reist
D
reise
Slide 63 - Quizvraag
lachen
Stefan ...... über alles!
A
lachen
B
lachst
C
lache
D
lacht
Slide 64 - Quizvraag
kochen
Mutti, was ...... du heute?
Slide 65 - Open vraag
schicken
Ich ..... meiner Lehrerin die Hausgaben.
Slide 66 - Open vraag
trinken
Marta und Jonas ...... jeden Tag Red Bull.
Slide 67 - Open vraag
malen
Du ..... ein Haus.
Slide 68 - Open vraag
duschen
Ich .... jeden Tag.
Slide 69 - Open vraag
lernen
Wir ........ Deutsch.
Slide 70 - Open vraag
Het voltooid deelwoord van de
regelmatige werkwoorden
Slide 71 - Tekstslide
Het voltooid deelwoord maak je als volgt:
GE + STAM + T
Slide 72 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
Ge + stam + t
machen
stam =
mach
ge + mach + t
= gemacht
hele ww
hele ww - en
ich habe gemacht
Slide 73 - Tekstslide
Het voltooid deelwoord van kaufen is...
A
gekaufd
B
gekauft
C
gekaufent
D
gekaufend
Slide 74 - Quizvraag
Het voltooid deelwoord van wohnen is...
A
gewohnd
B
gewohnt
C
gewohnent
D
gewohntd
Slide 75 - Quizvraag
Het voltooid deelwoord van leben is...
A
gelebd
B
geliebt
C
gelebt
D
geleben
Slide 76 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van lernen
Slide 77 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van spielen?
Slide 78 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
2T - Kapitel 7 2023
Mei 2023
- Les met
41 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
2T Kapitel 4 LessonUp check-out
Januari 2022
- Les met
51 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
MW 13.12. K2 znw,
December 2021
- Les met
39 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Regelmatige werkwoorden Duits
Februari 2024
- Les met
27 slides
Duits
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
Regelmatige werkwoorden Duits
7 uur geleden
- Les met
28 slides
Duits
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
Regelmatige werkwoorden Duits
Februari 2024
- Les met
28 slides
Duits
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
herhaling feESTTENTEN regel
Juli 2023
- Les met
16 slides
Duits
Middelbare school
vmbo b, k, g
Leerjaar 2
Esttenten herhalen 4
April 2021
- Les met
27 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2