B3.1 Organismen ordenen

Thema 3 Ordening
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 3 Ordening

Slide 1 - Tekstslide

3.1 Organismen ordenen

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt de kenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën
  2. Je weet wanneer organismen tot dezelfde soort behoren

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Ordenen

Een ander woord voor ordenen is sorteren. 

Je kijkt naar eigenschappen die overeenkomen. 

Slide 5 - Tekstslide

Groepen maken
Biologen delen organismen in groepen in. Dat doen ze om overzicht te krijgen. 

Ze kijken naar de kenmerken van organismen.


Slide 6 - Tekstslide

Organismen ordenen

Een organisme is iets wat leeft. 

Als je organismen gaat ordenen kijk je eerst naar de cellen. 

Slide 7 - Tekstslide

Organismen ordenen

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer zelfde soort?

Organismen zijn van dezelfde soort als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen

Slide 9 - Tekstslide

Soorten en rassen
Dieren en planten behoren tot 
dezelfde soort als ze samen voor
 nakomelingen kunnen zorgen. 

Slide 10 - Tekstslide

Groep dieren
De groep dieren kun je verder indelen in kleinere groepen. De kleinste groep heet een soort.


Slide 11 - Tekstslide

Groep dieren
Organismen die erg op elkaar lijken, hoeven niet tot dezelfde soort te behoren
Afrikaanse olifant
Indische olifant

Slide 12 - Tekstslide

Afspraak
Dieren horen tot dezelfde soort wanneer ze zich samen kunnen voortplanten en hun jongen zich ook weer kunnen voortplanten.


Slide 13 - Tekstslide

Waar letten we op bij het indelen van organismen in 4 groepen
A
Uiterlijk
B
Kenmerken van de cel
C
Kunnen ze samen voortplanten
D
Hoe groot ze zijn

Slide 14 - Quizvraag

Welke celkenmerken heeft het rijk van de dieren?
A
Celwand, celkern
B
Bladgroenkorrels, celkern
C
Celkern
D
Celwand, celkern, bladgroenkorrels

Slide 15 - Quizvraag

Organismen horen tot dezelfde soort wanneer..
A
.. ze veel op elkaar lijken
B
..ze samen kunnen voortplanten
C
..ze samen kunnen voortplanten en de jongen ook weer kunnen voorplanten
D
..ze bij elkaar in de buurt leven

Slide 16 - Quizvraag

Dit is een muildier. Zijn vader is een ezel, zijn moeder is een paard. Dit muildier kan zich niet voorplanten, hij is onvruchtbaar.

Behoren een ezel en een paard tot dezelfde soort?
A
Ja, want een muildier is onvruchtbaar
B
Nee, want een muildier is onvruchtbaar
C
Ja, want een ezel en paard lijken veel op elkaar
D
Nee, want een ezel en paard lijken veel op elkaar

Slide 17 - Quizvraag

Aan het werk
Maak de digitale opdrachten van basisstof 3.1

Slide 18 - Tekstslide