Bewegingsleer les 6 P1-2324 aansturing van beweging vanuit het brein

Korte herhaling 
Wat hebben het brein en beweging met elkaar te maken
Wat betekent cluks
wat is het belang van bewegen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
sportMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Korte herhaling 
Wat hebben het brein en beweging met elkaar te maken
Wat betekent cluks
wat is het belang van bewegen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Bewegingen vinden plaats in gewrichten, over de gewrichten lopen spieren. Deze spieren trekken samen en ontspannen, hierdoor ontstaat er een beweging. Het aansturen van je spieren gebeurd vanuit de hersenen. Motorische zenuwen brengen opdrachten vanuit het centrale zenuwstelsel over naar alle spieren. Deze signalen vertrekken vanuit het motorische gebied in de cortex ofwel de hersenschors en zorgen ervoor dat spieren zich samentrekken als we in actie willen komen of juist verslappen als er niets hoeft te gebeuren. Deze spieren lopen over gewrichten heen, hierdoor komen er bewegingen in je lichaam. Spieren moeten aangestuurd worden. Ze reageren op signalen die doorgeven of ze moeten aanspannen of kunnen ontspannen. De spieren in ons lichaam zijn te verdelen in willekeurige en onwillekeurige spieren. Een willekeurige spier kunnen we bewust aanspannen of ontspannen, dit in tegenstelling tot de onwillekeurige spieren. Deze zijn betrokken zijn bij de automatische lichaamsfuncties die we juist niet bewust kunnen beïnvloeden. We leggen de focus op willekeurige spieren, deze zorgen namelijk voor lichamelijke bewgingen. Elke beweging of ontspanning van een willekeurige spier begint als een elektrische prikkel in het motorische gebied in de hersenen, de motorische cortex, geactiveerd door sensorische neuronen of door bewuste gedachten. Het menselijk lichaam telt ongeveer 640 willekeurige spieren. Deze worden allemaal door de motorische cortex aangestuurd die ervoor zorgt dat spieren zich samentrekken of juist verslappen. Samentrekken van spieren zorgt voor bewegen, verslappen voor ontspannen. Hoe meer signalen er per seconde verstuurd worden hoe krachtiger de spieren zich samentrekken. Elk lichaamsdeel heeft zijn  eigen gebied op de motorische cortex en wordt van daaruit aangestuurd en ook weer gecontroleerd. Lichaamsdelen met een fijne motoriek zoals bijvoorbeeld de vingers, beslaan een groter deel van de motorische cortex dan bijvoorbeeld de romp: hoe groter het gebied op de schors hoe preciezer de aansturing kan zijn. Bij één handeling zijn vaak al heel veel spieren betrokken: om bijvoorbeeld met je hand te kunnen wuiven moeten tientallen spieren perfect samenwerken.   (extra informatie, wellicht te veel om te melden bij de student: De route van de motorische signalen naar de spieren Motorische signalen vertrekken vanuit de motorische cortex en dalen via kleine hersenen en hersenstam af naar het ruggenmerg. Dit speelt zich dus nog binnen het centrale zenuwstelsel af. Het transport gebeurt via dalende interneuronen ofwel schakelcellen. Deze schakelcellen zetten de signalen over op de motorische neuronen. Vervolgens vervoeren motorische zenuwen de signalen verder naar de spieren. Motorische zenuwen zijn de uitlopers (axonen) van de motorische neuronen en vallen onder het perifere zenuwstelsel. De cellichamen van motorische neuronen liggen nog binnen het centrale zenuwstelsel. Hun lange perifere axonen brengen de signalen naar de verste uithoeken van het lichaam. De motorische cortex is verdeeld in een linker- en rechterhelft. Vlakboven het ruggenmerg kruisen de zenuwbanen elkaar. Hierdoor reageert een spier aan de rechterkant op een signaal, verstuurd door het linkerdeel van de motorische cortex en omgekeerd.)

Slide 3 - Tekstslide

Vanuit de hersenen loopt er een signaal door de zenuwbaan naar de motor-units, deze sturen verschillende spiervezels aan. Hoe meer spiervezels er worden geactiveerd hoe krachtiger de samentrekking is. Spieren lopen over gewrichten, en zitten met pezen vast op de botten. Doordat de spier verkort komt er beweging in het gewricht.  (motor-units wellicht niet benoemen doordat dit te moeilijk is).  

Slide 4 - Tekstslide

De kleine hersenen ontvangen signalen van de motorische schors over het 'bewegingsplan', met andere woorden over hoe de beweging moet gaan verlopen. Tegelijkertijd geven spieren, pezen en gewrichten informatie door over de manier waarop de beweging verloopt, dus over houding, richting, kracht of snelheid. Bijvoorbeeld: welke houding heeft mijn voet of zit ik al op mijn hurken? Microsensoren, ook wel proprioceptoren genoemd, houden namelijk op lokaal niveau in spieren, pezen en gewrichten de hele gang van zaken in de gaten. Ze koppelen de reacties op het bewegingsplan (dit noemen we proprioceptieve prikkels) terug naar de kleine hersenen. De terugkoppeling loopt via de sensorische zenuwen. Proprioceptie (uit het Latijn) betekent zelfwaarneming.   De kleine hersenen vergelijken opdracht en resultaat en sturen via de hersenstam en het ruggenmerg signalen naar de spieren om de spierspanning bij te stellen. Ook sturen ze via de thalamus signalen naar de motorische schors om het 'bewegingsplan' aan te passen.    Dit heen-en-weer reizen van signalen gaat net zo lang door totdat de hele beweging soepel en gecoördineerd uitgevoerd wordt (= de fijne motoriek). Dat voorkomt dat we bijvoorbeeld bij het omslaan van een pagina deze uit het boek scheuren of dat we een glas fijnknijpen.  Met de vinger naar iemand wijzen is niet zo'n erg ingewikkelde handeling, het is een simpele oog-hand coördinatie. Toch zorgt dit al voor een drukke uitwisseling van signalen tussen verschillende delen van hersenen en ruggenmerg. Complexere situaties waarbij meerdere zintuigen en meerdere handelingen betrokken zijn leiden tot een doorseinen van signalen langs heel wat meer routes.  Bijvoorbeeld: je rijdt in de auto op de weg, je hoort een klap, ziet remlichten oplichten, je moet uitwijken en dan snel remmen. En dat alles in een paar seconden. Zintuigen én motorische en sensorische zenuwen moeten in dat geval in korte tijd heel wat verschillende 'soorten' informatie doorgeven die verwerkt en gecoördineerd moet worden.....iedere 'soort' op de juiste plek. En daarna moet feedback gegeven worden en tot actie worden overgegaan. 
 

0

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwstelsel
Centrale zenuwstelsel
- Hersenen
- Ruggenmerg

Perifere zenuwstelsel
-  sensorische zenuwen
- motorische zenuwen

Slide 6 - Tekstslide

Het zenuwstel wordt onderverdeeld in het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel.
Controlecentrum
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. Dit is controlecentrum.
Perifere zenuwstelsel
De hersenen bestaan uit zo’n 100 miljard zenuwcellen (neuronen) die ervoor zorgen dat chemische en elektrische signalen in de hersenen worden rondgestuurd. Het ruggenmerg verbindt de hersenen met het perifere zenuwstelsel, ons wegennet voor de informatievoorziening. Dit perifere zenuwstelsel bestaat uit motorische en sensibele zenuwen. Motorische zenuwen geven informatie van de hersenen aan de spieren door. Sensibele zenuwen geven zintuiglijke waarnemingen door aan de hersenen, zoals bijvoorbeeld warmte of kou. Het perifere zenuwstelsel vormt dus de verbinding tussen het centrale zenuwstelsel en het lichaam. Het zorgt ervoor dat informatie van de organen, zintuigen en spieren bij het centrale zenuwstelsel komt.
Autonome en somatische zenuwstelsel
Het perifere zenuwstelsel wordt weer onderverdeeld in het autonome zenuwstelsel en het somatische zenuwstelsel. Het autonome zenuwstelsel zorgt ervoor dat de vitale lichaamsfuncties op gang blijven en goed op elkaar zijn afgestemd. Zo blijf je bijvoorbeeld ademen terwijl je slaapt. Het zijn lichaamsfuncties die werken op de ‘automatische piloot’.
Het autonome zenuwstelsel bestaat weer uit twee delen: het sympathische en het parasympatische deel. Het sympathische deel werkt als een gaspedaal en is vooral werkzaam wanneer we actief zijn. Zo past je lichaam zich aan bij bijvoorbeeld stress, je hartslag gaat dan omhoog en je bent klaar voor actie. Het parasympatische deel werkt als een rem, bijvoorbeeld wanneer je ziek bent en slaperig wordt. Het zet je lichaam in de rem voor herstel, reparatie opbouw en rust.
Naast de automatische piloot bestaat het perifere zenuwstelsel ook uit het somatische zenuwstelsel. Hier hebben we wel enigszins, controle over. Het stuurt skelet spieren aan en zorgt voor interactie met de omgeving. Zo kunnen we lopen, sporten of praten
Zenuwstelsel

Functie:
- Verwerken van impulsen afkomstig van zintuigen.
- Aansturen spieren en klieren.

Slide 7 - Tekstslide

We hebben in les 1 het filmpje van juf danielle gezien. Nu zoomen we iets dieper in op de werking van de zenuwcellen e.d.
Zenuwstelsel
Bestaat uit 3 typen zenuwcellen:
- Gevoelszenuwcellen
- Schakelcellen
- Bewegingszenuwcellen
Het plaatje laat de ligging
van deze cellen zien -->

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 9 - Video

https://youtu.be/cKTwYaReA30
Wat is een prikkel?
A
Een waarneming
B
Een stroompje door je zenuwen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een impuls?
A
Een waarneming
B
Een stroompje door je zenuwen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet onderdeel 1?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reflexen en bewuste reacties
Je zenuwstelsel kan op twee manieren reageren:
- bewust
- onbewust, dit noemen we ook wel een reflex

In het volgende filmpje wordt het verschil uitgelegd.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 14 - Video

https://youtu.be/z2Ly-DhwjDo
Waar in het zenuwstelsel liggen de schakelcellen?
A
Alleen in de zenuwen
B
Alleen in het centrale zenuwstelsel

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar zijn de gevoelszenuwcellen aan gekoppeld?
A
Spieren
B
Klieren
C
Zintuigen
D
Botten

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar zijn de bewegingszenuwcellen aan gekoppeld?
A
Spieren en klieren
B
Botten
C
Zintuigen
D
Huid

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou de functie zijn van een reflex?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke reflexen ken je?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

https://youtu.be/KVAGIHwjQj0 (filmpje reflexen)

Slide 20 - Tekstslide

Bewegingen vinden plaats in gewrichten, over de gewrichten lopen spieren. Deze spieren trekken samen en ontspannen, hierdoor ontstaat er een beweging. Het aansturen van je spieren gebeurd vanuit de hersenen. Motorische zenuwen brengen opdrachten vanuit het centrale zenuwstelsel over naar alle spieren. Deze signalen vertrekken vanuit het motorische gebied in de cortex ofwel de hersenschors en zorgen ervoor dat spieren zich samentrekken als we in actie willen komen of juist verslappen als er niets hoeft te gebeuren. Deze spieren lopen over gewrichten heen, hierdoor komen er bewegingen in je lichaam. Spieren moeten aangestuurd worden. Ze reageren op signalen die doorgeven of ze moeten aanspannen of kunnen ontspannen. De spieren in ons lichaam zijn te verdelen in willekeurige en onwillekeurige spieren. Een willekeurige spier kunnen we bewust aanspannen of ontspannen, dit in tegenstelling tot de onwillekeurige spieren. Deze zijn betrokken zijn bij de automatische lichaamsfuncties die we juist niet bewust kunnen beïnvloeden. We leggen de focus op willekeurige spieren, deze zorgen namelijk voor lichamelijke bewgingen. Elke beweging of ontspanning van een willekeurige spier begint als een elektrische prikkel in het motorische gebied in de hersenen, de motorische cortex, geactiveerd door sensorische neuronen of door bewuste gedachten. Het menselijk lichaam telt ongeveer 640 willekeurige spieren. Deze worden allemaal door de motorische cortex aangestuurd die ervoor zorgt dat spieren zich samentrekken of juist verslappen. Samentrekken van spieren zorgt voor bewegen, verslappen voor ontspannen. Hoe meer signalen er per seconde verstuurd worden hoe krachtiger de spieren zich samentrekken. Elk lichaamsdeel heeft zijn  eigen gebied op de motorische cortex en wordt van daaruit aangestuurd en ook weer gecontroleerd. Lichaamsdelen met een fijne motoriek zoals bijvoorbeeld de vingers, beslaan een groter deel van de motorische cortex dan bijvoorbeeld de romp: hoe groter het gebied op de schors hoe preciezer de aansturing kan zijn. Bij één handeling zijn vaak al heel veel spieren betrokken: om bijvoorbeeld met je hand te kunnen wuiven moeten tientallen spieren perfect samenwerken.   (extra informatie, wellicht te veel om te melden bij de student: De route van de motorische signalen naar de spieren Motorische signalen vertrekken vanuit de motorische cortex en dalen via kleine hersenen en hersenstam af naar het ruggenmerg. Dit speelt zich dus nog binnen het centrale zenuwstelsel af. Het transport gebeurt via dalende interneuronen ofwel schakelcellen. Deze schakelcellen zetten de signalen over op de motorische neuronen. Vervolgens vervoeren motorische zenuwen de signalen verder naar de spieren. Motorische zenuwen zijn de uitlopers (axonen) van de motorische neuronen en vallen onder het perifere zenuwstelsel. De cellichamen van motorische neuronen liggen nog binnen het centrale zenuwstelsel. Hun lange perifere axonen brengen de signalen naar de verste uithoeken van het lichaam. De motorische cortex is verdeeld in een linker- en rechterhelft. Vlakboven het ruggenmerg kruisen de zenuwbanen elkaar. Hierdoor reageert een spier aan de rechterkant op een signaal, verstuurd door het linkerdeel van de motorische cortex en omgekeerd.)