Les 1 T1.1 Hoe werkt je brein?

Les 1: Hoe werkt je brein?
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 1: Hoe werkt je brein?

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze les
  • Jullie weten waarom het belangrijk is dat er hersenonderzoek wordt gedaan over het leren.
  • Jullie weten hoe de hersenen informatie doorgeven.
  • Jullie begrijpen dat leren betekent dat er verbindingen ontstaan tussen neuronen.

Slide 2 - Tekstslide

Training is niet alleen van belang voor je lichaam, maar ook voor je hersenen. Breinspelletjes zijn enorm populair. Welke breinspelletjes ken jij?

Slide 3 - Open vraag

Ik ga naar school en neem mee...
  • Groepjes van 6 tot 8 leerlingen
  • Speel het spel (zelfde als 'Ik ga op reis en neem mee ´)
  • Zijn er geen dingen meer te verzinnen die met school te maken hebben?  Verzin iets geks: mijn hond, koelkast, etc.

Slide 4 - Tekstslide

Vond je het spel makkelijk of moeilijk?
Waren er dingen die je gemakkelijker kon onthouden dan andere?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Link

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Een ander woord voor zenuwcel is
A
aandacht
B
verbindingen
C
neuron
D
berichten

Slide 9 - Quizvraag

Je hebt zo'n 86 ..... neuronen
A
honderd
B
miljard
C
miljoen
D
blauwe

Slide 10 - Quizvraag

Een neuron geeft ...... door aan andere neuronen.
A
stroom
B
neuron
C
aandacht
D
berichten

Slide 11 - Quizvraag

Een neuron geeft berichten door via ..... prikkels
A
elektrische
B
gekleurde
C
papieren
D
dikke

Slide 12 - Quizvraag

Door leren ontstaan er ..... tussen neuronen
A
verbindingen
B
kloven
C
gaten
D
stappen

Slide 13 - Quizvraag

De dingen waar je ...... aan geeft bepalen welke verbindingen er tussen de neuronen ontstaan.
A
plezier
B
berichten
C
pauze
D
aandacht

Slide 14 - Quizvraag

Hoe meer je ....., hoe meer verbindingen er tussen neuronen ontstaan.
A
pauzeert
B
berichten
C
leert
D
kapt

Slide 15 - Quizvraag

Op deze manier kun je ...... bepalen waar je goed in wordt.
A
niet
B
zelf
C
soms
D
familie

Slide 16 - Quizvraag

Hebben we de doelen behaald?
  • Waarom kun je je brein een supercomputer noemen?  
  • Hoe kun je zelf invloed uitoefenen op hoe je hersenen zich ontwikkelen?
  • Wat vond je interessant aan deze les?

Slide 17 - Tekstslide