In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Wat is het doel van de jaarrekening?
A
Inzicht in vermogenspositie einde boekjaar
B
Belastingaangifte
C
Winst en verlies einde boekjaar
Slide 1 - Quizvraag
Voor wie wordt de jaarrekening opgesteld?
A
Aandeelhouders
B
Bedrijf en management
C
Bank en Crediteuren
D
Alle drie
Slide 2 - Quizvraag
Er zijn twee soorten jaarrekeningen: bedrijfseconomische en fiscale jaarrekening
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Is het voeren van een administratie verplicht?
A
Ja, er geldt een algemene verplichting volgens art 2:15 BW
B
Nee, aan de hand van Boek 2 Afdeling 9 valt er niet op te maken dat er een verplichting geldt, maar het voeren van een administratie is wel raadzaam voor de inzichtelijkheid van het bedrijf
Slide 4 - Quizvraag
Art 2:15 BW verplicht de rechtspersoon binnen 8 maanden een W&V rekening op te stellen en af te ronden
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Er bestaat een bewaarverplichting van de administratie volgens 2:15 lid 3. Na deze termijn kan je de hele papierwinkel met Selikor meegeven.
A
Juist. Na het wettelijk gestipuleerde bewaartermijn komt de verplichting te vervallen.
B
Juist. Maar aangezien de naheffingstermijn van de fiscus kan oplopen tot 15 jaar, wordt dit afgeraden.
Slide 6 - Quizvraag
Het bewaren van de administratie mag digitaal.
A
Nee, dat mag absoluut niet volgens 2:15 lid 4. De gehele administratie moet ten alle tijde op papier aantoonbaar zijn.
B
Ja, bewaren mag digitaal volgens art 2:15 lid 4. Maar daarnaast moet er wel een papieren balans en staat van baten en lasten beschikbaar zijn.
Slide 7 - Quizvraag
Statuten zijn grondregels voor het doel en de inrichting van de vereniging.
A
Juist, ogv art 2:1 lid 5 BW
B
Onjuist, ogv art 2:1 lid 7 BW
Slide 8 - Quizvraag
Vereneging: Bij opzegging kan lidmaatschapsverplichtingen blijven rusten op een ex-lid
A
Nee, ogv 2:78 lid 1 eindigt de lidmaatschap door dood, opzegging of ontzetting.
B
Ja, ogv 2:78 lid 2 kan dit in geval van bijvoorbeeld een VVE.
Slide 9 - Quizvraag
Het verschil tussen de gewone stichting en de SPF is dat de SPF geen uitkeringsverbod kent.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
De stichting moet bij notariele akte opgericht worden.
A
Nee, dat hoeft niet.
B
Ja, en het mag ook een testament zijn.
Slide 11 - Quizvraag
Bij een stichting moet het woord "stichting" in de benaming terugkomen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
De rechter kan een stichting op verzoek van belanghebbende of OM ontbinden.
A
Nee, de rechter kan dit niet doen zo lang het doel van de stichting niet bereikt is, slechts de bestuurders zijn hiertoe gemachtigd.
B
Ja, de rechter kan dit wals het vermogen onvoldoende is om het doel te bereiken, het doel reeds is bereikt of wanneer het doel niet meer bereikt kan worden.
Slide 13 - Quizvraag
Wat is doelvermogen?
A
Doelvermogen is de benaming voor de beoogde winst van de stichting.
B
Doelvermogen is het vermogen dat is bijeengebracht om een bepaald doel te verwezenlijken.
Slide 14 - Quizvraag
De rechter kan bij ontslag van een bestuurder beslissen dat de ontslagen bestuurder gedurende 5 jaren geen bestuurder van een stichting mag zijn.
A
Nee, dit is onzin, Staat nergens in Boek 2
B
Hardstikke van wel dat ie dat kan, 2:55 lid 3
Slide 15 - Quizvraag
De SPF wordt meestal gebruikt voor estate planning, asset protection en als aandeelhouder van familievennootschappen
A
Echt niet, de SPW wordt gebruikt met name met sportverenigingen en voor charitatieve doeleinden
B
Ja hoor, dit is een creatieve manier van het beheren van je poen
Slide 16 - Quizvraag
Een SPF kan nooit worden omgezet naar een BV
A
Juist, een SPF is opgericht met een specifiek doel. Dit doel mag niet inhouden het uitoefenen van een bedrijf ogv 2:50 lid 6
B
Onjuist, de SPF kan worden omgezet in een BV mits toestemming van de GEA is verkregen ogv 2:300 lid 4