Havo 1 - Blok 4 Lezen opdracht 45 (verwijswoorden)

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Verwijswoorden
In teksten staan woorden die verwijzen naar andere woorden in de tekst. Je noemt deze woorden verwijswoorden. Zonder deze woorden wordt een tekst erg saai. Let maar eens op!

Slide 2 - Tekstslide

De hond
De hond werd wakker in de mand van de hond. De hond stond op en rende kwispelend naar het baasje van de hond. De hond wilde graag een brokje en daarom ging de hond braaf zitten. Het baasje liet de hond eerst een trucje doen. Het baasje zei: "Poot!" Daarna kreeg de hond een beloning.

Slide 3 - Tekstslide

De hond
De hond werd wakker in zijn mand. Hij stond op en rende kwispelend naar zijn baasje. De hond wilde graag een brokje en daarom ging hij braaf zitten. Het baasje liet de hond eerst een trucje doen. Hij zei: "Poot!" Daarna kreeg de hond een beloning.

Slide 4 - Tekstslide

Verwijswoorden
kunnen verwijzen naar
- een los woord
- een groepje woorden
- een hele zin
- meerdere zinnen gecombineerd

Slide 5 - Tekstslide

Verwijswoorden
Vroeger wilde ik graag vrede op aarde creëren en honger uitroeien. Nu besef ik dat de kans bestaat dat dat niet gaat lukken.

Wat gaat niet lukken?

Slide 6 - Tekstslide

Verwijswoorden
Vroeger wilde ik graag vrede op aarde creëren en honger uitroeien. Nu besef ik dat de kans bestaat dat dat niet gaat lukken.

Wat gaat niet lukken?
 vrede op aarde creëren en honger uitroeien

Slide 7 - Tekstslide

Verwijswoorden
Hoe vaak heb jij al een flesje water op school of in de supermarkt gekocht? Te vaak waarschijnlijk. Eerlijk is eerlijk: ik maak me er ook schuldig aan.

Aan wat maak ik me ook schuldig?

Slide 8 - Tekstslide

Verwijswoorden
Hoe vaak heb jij al een flesje water op school of in de supermarkt gekocht? Te vaak waarschijnlijk. Eerlijk is eerlijk: ik maak me er ook schuldig aan.

Aan wat maak ik me ook schuldig?
Te vaak flesjes water op school of in de supermarkt kopen.

Slide 9 - Tekstslide

Waarnaar verwijst "het"?
Het onderzoek naar het coronavirus is in volle gang. Het schiet alleen nog niet erg op.
A
het onderzoek
B
het coronavirus
C
het onderzoek naar het coronavirus
D
de volle gang

Slide 10 - Quizvraag

Waarnaar verwijst "hij"?
De nieuwe app Aware helpt alleenstaande ouderen om heel eenvoudig aan de familie te laten weten hoe het gaat. Hij werkt als volgt.
A
de nieuwe app
B
de nieuwe app Aware
C
alleenstaande ouderen
D
de familie

Slide 11 - Quizvraag

Waarnaar verwijst "ze"?
Kijk zelf eens in kringloopwinkels als je tijd hebt. Ze staan vol met leuke spullen.

Slide 12 - Open vraag

Waarnaar verwijst "hij"?
Daarom maakte de wetenschapper van het levende oog iets elektronisch. Licht weerkaatst eerst op een voorwerp, valt dan in de ooglensjes en wordt in stroompjes doorgestuurd naar de hersenen die het insect bijsturen. Al die stapjes beschreef hij in wiskundige formules.

Slide 13 - Open vraag

Lees tekst 5 nog een keer
timer
3:00

Slide 14 - Tekstslide

Waarnaar verwijst het woordje "ze" in regel 1?
A
stokstaartjes
B
aardmannetjes
C
stokstaartjes, of aardmannetjes
D
Afrika

Slide 15 - Quizvraag

Waarnaar verwijst het woordje "daar" in regel 5?
A
deze mangoestensoort
B
ondergrondse burchten
C
in ondergrondse burchten
D
Afrikaanse continent

Slide 16 - Quizvraag

Waarnaar verwijst het woordje "die" in regel 11?
A
de stokstaart
B
gevaar
C
scherpe kromme klauwen
D
scherpe, kromme klauwen van zo’n 2 centimeter lang

Slide 17 - Quizvraag

Waarnaar verwijst het woordje "hij" in regel 11?

Slide 18 - Open vraag

Waarnaar verwijst het woordje "ze" in regel 14?

Slide 19 - Open vraag

Waarnaar verwijst het woordje "die" in regel 15?
A
één stokstaartje
B
minstens één stokstaartje
C
de roofdiertjes
D
ze

Slide 20 - Quizvraag

Waarnaar verwijst het woordje "hen" in regel 22?

Slide 21 - Open vraag

Aan de slag
... met opdracht 46 en 47

Morgen gaan we herhalen voor de toets van maandag. Dit is een toets over
Lezen blok 1 t/m 4
Over Taal woordjes blok 3 en 4 (schooltaalwoorden en woorden uit de media)
timer
15:00

Slide 22 - Tekstslide