Becokenner van het jaar VWO 4

Wat zou geen goede reden zijn om van een Rekening-Courantkrediet gebruik te maken
A
als je weinig EV hebt en geen keuze tot ander leningen
B
andere lening terug te betalen
C
om als bedrijf seizoens-pieken te overbruggen dus voor korte termijn
D
anticipatiekrediet voor bedrijven die willen groeien als ze in de toekomst aandelen uitgeven
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat zou geen goede reden zijn om van een Rekening-Courantkrediet gebruik te maken
A
als je weinig EV hebt en geen keuze tot ander leningen
B
andere lening terug te betalen
C
om als bedrijf seizoens-pieken te overbruggen dus voor korte termijn
D
anticipatiekrediet voor bedrijven die willen groeien als ze in de toekomst aandelen uitgeven

Slide 1 - Quizvraag

Kas open ik in het grootboek aan...?
A
De rechterkant
B
De linkerkant

Slide 2 - Quizvraag

Hoe bereken je het marktaandeel in aantallen van een onderneming ?
A
totale marktafzet / afzet onderneming x 100%
B
afzet van de onderneming / totale omzet van de markt x 100%
C
omzet van de onderneming / totale afzet van de markt x 100%
D
afzet van de onderneming / totale marktafzet x 100%

Slide 3 - Quizvraag

Het aandelen rendement is:

A
De koerswinst die je maakt bij verkoop
B
Het koersrendement en dividendrendement
C
Het dividend dat wordt uitgekeerd
D
(Dividend/koers) x 100%

Slide 4 - Quizvraag

Je voorraad met pindakaas potjes neemt toe, aan welke kant schrijf je dit op?
A
Rechterkant
B
Linkerkant

Slide 5 - Quizvraag

Vul het juiste woord in:
bij een hypotheek is de rente ........ dan bij een consumptief krediet
A
hoger
B
lager

Slide 6 - Quizvraag

Welke stelling is goed of fout?
I. Aandelen en obligaties zijn eigendomsbewijzen: dit betekent dat de bezitter ervan voor een deel(tje) eigenaar is van de NV.
II. De waarde die op een obligatie gedrukt staat noemen we de nominale waarde.
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 7 - Quizvraag

Als een bedrijf afschrijvingskosten heeft zal er iets veranderen op ...
A
de balans
B
de resultatenrekening
C
zowel de balans als de resultatenrekening
D
niets

Slide 8 - Quizvraag

Sjoerd heeft de afgelopen maand de koers van het aandeel ABN-AMRO goed in de gaten gehouden. Hij ziet dat de koers behoorlijk is gestegen. Voor de komende maanden verwacht Sjoerd een daling van het aandeel ABN-AMRO. Hij zit erover te denken om opties te kopen en zo te verdienen aan deze verwachte koersdaling. Wat voor soort optie kan hij dan het beste kopen?
A
Een calloptie
B
Een putoptie

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer je een obligatie koopt, dan koop je een ...
A
Stukje bedrijf
B
Stukje dividend
C
Stukje overheid
D
Stukje lening

Slide 10 - Quizvraag

Je lost hypotheek af, aan welke kant schrijf je dit op?
A
Rechterkant
B
Linkerkant

Slide 11 - Quizvraag

Waardoor neemt het Eigen Vermogen toe?
A
Bruto winst
B
Bruto verliezen
C
Privé opnames
D
Privé stortingen

Slide 12 - Quizvraag

Debiteuren open ik aan de
A
Rechterkant
B
Linkerkant

Slide 13 - Quizvraag

Obligaties met een langere looptijd kennen een ..... rente dan een obligatie met een korte looptijd
A
hogere
B
lagere
C
minuscule
D
..geen verschil

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering

Slide 15 - Quizvraag

Bij welke hypotheekvorm is het aflossingsbedrag elk jaar hetzelfde?
A
Annuiteiten hypotheek
B
Lineaire hypotheek

Slide 16 - Quizvraag

We eindigen waar we begonnen: bij het vergelijken van opties met aandelen. Welke stelling(en) is/zijn juist?
Stelling I: Iemand die opties gekocht heeft loopt een groter risico in procenten ten opzichte van zijn/haar ingelegde geld dan iemand die uitsluitend aandelen heeft gekocht
Stelling II: Iemand die opties heeft gekocht loopt een groter risico in euro's ten opzichte van zijn/haar ingelegde geld dan iemand die uitsluitend aandelen heeft gekocht
A
Stelling I is juist; Stelling II is onjuist
B
Stelling I is onjuist; Stelling II is juist
C
Stelling I en II zijn allebei onjuist
D
Stelling I en II zijn allebei juist

Slide 17 - Quizvraag

Als je een hypotheek afsluit bij een bank, dan ben jij de ...?
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheekgever
C
Geldnemer en hypotheeknemer
D
Geldgever en hypotheeknemer

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting ANBI?
A
Algemeen Nederlands Belang Innovatie
B
Algemeen Nut Beogende instelling
C
Attentief Belanghebbende Nederlandse Instelling
D
Algemeen Nederlands Bancair Instituut

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een spaarrekening en een deposito?
A
Weinig rente op een deposito en veel op spaarrekening
B
Geld staat vast bij deposito en niet op een spaarrekening
C
Een vaste looptijd op een spaarrekening
D
Variabele rente op het saldo van een deposito

Slide 20 - Quizvraag