Quiz H2 + H3

Management
Paragraaf 2.5 t/m 2.9  + Hoofdstuk 3
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
ManagementMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Management
Paragraaf 2.5 t/m 2.9  + Hoofdstuk 3

Slide 1 - Tekstslide

Contact met klanten in de winkel valt onder interne communicatie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

  • Interne communicatie: communicatie binnen de organisatie  
Bijvoorbeeld: de filiaalmanager belt naar het hoofdkantoor met een vraag over het personeelsbeleid
  • Externe communicatie: communicatie met iemand van buiten de organisatie 
Bijvoorbeeld: Je hebt een gesprek met de bezorger van goederen.

Slide 3 - Tekstslide

Tijdens het werkoverleg heb je als doel er achter te komen hoe het personeel ergens over denkt. Met welk doel houdt je dan het werkoverleg?
A
Informatief
B
Instruerend
C
Oriënterend
D
Besluitvormend

Slide 4 - Quizvraag

Grens van aantal medewerkers waar je leiding aan kan geven om effectief leiding te kunnen geven noemen we:
A
Omspanningsvermogen
B
Directief
C
Taakvolwassenheid
D
Spanwijdte

Slide 5 - Quizvraag

Omspanningsvermogen
De grens aan hoeveelheid medewerkers waaraan iemand op een effectieve manier leiding kan geven.

Is afhankelijk van een aantal factoren:
  • Kwaliteit van leidinggevenden
  • Kwaliteiten en motivatie van de medewerkers
  • De moeilijkheidsgraad van het werk
  • De beschikbare hulpmiddelen en informatie
  • Tempo waarmee de omstandigheden veranderen

Slide 6 - Tekstslide

Gesprek gaat vooral één kant op 
Het mededelen van beslissingen
Iemand om zijn mening vragen
Brainstorm-
sessie
Functio-
nerings
gesprek
Directief
Non directief
Tell and sell
Tell and listen
Problem Solving

Slide 7 - Sleepvraag

1. Bespreking
2. Afronding
3. Voorbereiding
4. Opening
5. Verslaggeving
A
4-3-2-5-1
B
3-4-1-2-5
C
4-3-1-5-2
D
3-4-1-5-2

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Noem een positieve uitwerking dat een conflict kan hebben.

Slide 10 - Open vraag


Hiernaast zie je een leidinggevende aan het werk. Hij doet hetzelfde werk als de medewerkers, maar is wel degene die de besluiten neemt. Wat voor type leidinggevende is hij?
A
Coaching-on-the-job-leider
B
Laissez-faire-leider
C
Democratische leider
D
Directieve leider

Slide 11 - Quizvraag

  • Directieve/autoritaire leider
  • Democratische leider
  • Consulterende leider 
  • Laissez-faire-leider 
  • Coaching-on-the-job-leider 

Slide 12 - Tekstslide

Bij een meervoudige taakopdracht geef je enkel het te behalen resultaat aan, de medewerker mag zelf bepalen hoe hij dat resultaat gaat bereiken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Enkelvoudige taakopdrachten
Taak waarbij de leidinggevende aangeeft welk resultaat de werknemer moet bereiken. Medewerker mag zelf bepalen hoe hij dat resultaat bereikt.

Meervoudige taakopdrachten
Leidinggevende geeft niet alleen het te behalen resultaat aan, je geeft ook aan hoe en in welke volgorde de medewerker de taak moet doen.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een conflictaanjager?
A
Goed naar een ander luisteren
B
Oogcontact maken
C
Stil zijn als de ander spreekt
D
Persoonlijk worden

Slide 15 - Quizvraag

Wat is notuleren?
A
Gesprekstechniek waarbij er sprake is van éénrichtingsverkeer
B
Het uitwisselen van informatie
C
Het schriftelijk vastleggen van wat er besproken is in een overleg.
D
Gesprekstechniek waarbij je het gesprek een bepaalde richting op stuurt.

Slide 16 - Quizvraag

Bij wat voor soort agendapunt kan je brainstormen?
A
Open agendapunt
B
Halfopen agendapunt
C
Gesloten agendapunt

Slide 17 - Quizvraag

Gesloten agendapunten
  • Alleen mededelen
Halfopen agendapunten
  • In dit overleg bespreken, later pas definitieve besluitvorming
  • Aantal alternatieven voorleggen, later op terugkomen
Open agendapunten
  • Brainstormen
  • Open discussie

Slide 18 - Tekstslide

Van wat voor conflict is er sprake wanneer er een conflict is tussen een leidinggevende en een medewerker?
A
Individueel conflict
B
Groepsconflict

Slide 19 - Quizvraag

Als je nog niet weet welke kant een gesprek uit gaat, welke gesprekstechniek gebruik je dan?
A
Directief
B
Non-directief
C
Tell and sell
D
Tell and listen

Slide 20 - Quizvraag

Oogcontact maken
Niet naar elkaar luisteren
Alleen bij je eigen standpunt blijven
Bij het onderwerp blijven
Conflictaanjagers
Conflictremmers

Slide 21 - Sleepvraag

Conflictaanjager:
  • Niet naar elkaar willen luisteren 
  • De ander met woorden aanvallen
  • Persoonlijk worden 
  • Alleen bij je eigen standpunt blijven
Conflictremmers:
  • Goed naar een ander luisteren
  • Stil zijn als de ander spreekt 
  • Oogcontact maken 
  • De ander uit laten praten
  • Niet alleen vanuit jezelf praten
  • Bij het onderwerp blijven 
  • Proberen een neutraal standpunt in te nemen

Slide 22 - Tekstslide

Bij de leiderschapsstijl coachend leidinggeven, geef je de medewerker weinig sturing.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag