2.3 Het stroomgebied van de Rijn

Eerst herhaling
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Eerst herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Bij verwering wordt gesteente steeds kleiner
A
soms
B
nee
C
ja

Slide 2 - Quizvraag

Een gletsjer zorgt voor
A
Verwering
B
Erosie
C
Beide
D
Sneeuw

Slide 3 - Quizvraag

Plantenwortels zorgen voor
A
Verwering
B
Verwering door dikker te worden
C
Verwering en erosie
D
Erosie

Slide 4 - Quizvraag

Verwering en erosie
Verwering: Het uiteen vallen van gesteente onder invloed van weer en plantengroei.

Erosie: Het afschuren en afschuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water, wind of ijs.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Verwering
A
endogene kracht
B
exogene kracht

Slide 8 - Quizvraag

Erosie
A
endogene kracht
B
exogene kracht

Slide 9 - Quizvraag

P3 STROOMGEBIED VAN DE RIJN

Slide 10 - Tekstslide

 Een reisje langs de Rijn
Bovenloop = Waar de rivier begint, totdat het de bergen afstroomt
Middenloop = goed bevaarbaar en rustig
Benedenloop = waar de rivier uitmond in zee

Slide 11 - Tekstslide

Wat doen rivieren?
Belangrijke schakel in de waterkringloop.
Van boven bij de bron, stroomt het water naar een lager punt en mond uit in zee.

De rivier neemt veel met zich mee: klei, zand, grind en stenen
Bij een lagere snelheid van de rivier wordt dat neergelegd.

Dit heet sedimentatie = het meegenomen gesteente blijft achter

Slide 12 - Tekstslide

De bovenloop van de Rijn
De Rijn is een gemengde rivier: regen-en smeltwater
In de bovenloop stroomt de rivier hard (veel water wordt vervoerd binnen een korte tijd = groot verhang)

Er ontstaat een V-vormig dal.

Slide 13 - Tekstslide

B94 Rivieren
Rivieren alleen gevuld met regenwater = regenrivier

Rivieren die smeltwater afvoeren = gletsjerrivier

Stroomgebied = het totale gebied waar de rivier stroomt. Inclusief zijstroompjes

Grens tussen twee stroomgebieden = waterscheiding

Debiet = hoeveelheid water dat op een bepaald punt langs de rivier passeert (in m³ per seconde)
Schommelingen in waterafvoer = regiem

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht
Zoek het verschil op tussen de korte en lange waterkringloop.
Noteer het verschil en teken na wat de korte waterkringloop is en wat de lange waterkringloop is. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

huiswerk 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Hier stroomt het water het hardst
A
Middenloop
B
Benedenloop
C
Bovenloop
D
Achterloop

Slide 27 - Quizvraag

Hier vindt het meeste sedimentatie plaats
A
Middenloop
B
Benedenloop
C
Bovenloop
D
Achterloop

Slide 28 - Quizvraag

Erosie vindt plaats in
A
De binnenbocht van een rivier
B
De buitenbocht van een rivier
C
Aan het einde van het rivier
D
Bij de rotsen

Slide 29 - Quizvraag

Het slingeren van een rivier heet
A
Meanderen
B
Rivierslinger
C
Erosie
D
Sedimentatie

Slide 30 - Quizvraag

Een lager gelegen gedeelte tussen 2 hogere stukken heet een
A
Vlakte
B
Plateau
C
Horst
D
Slenk

Slide 31 - Quizvraag

Het einde van de Rijn, waar de rivier zee in stroomt, heet ook wel
A
De delta
B
De overloop
C
De einloop
D
Estuarium

Slide 32 - Quizvraag

Mensen willen graag in de Delta wonen omdat
A
Het daar gezellig is
B
Daar veel water is
C
Daar veel steden zijn
D
Het er vruchtbaar is

Slide 33 - Quizvraag

Vroeger woonde men graag aan de Middenloop van de Rijn, omdat
A
Daar de meeste handel werd gedreven
B
Ze daar het best met hun boot konden varen
C
Het daar het mooist is
D
Je daar goed kon vissen

Slide 34 - Quizvraag

Als de Rijn in Nederland vervuilt is, omdat er in Duitsland giftige stoffen in zijn gegooid heet dat
A
Landoverschrijdende vervuiling
B
Riviervervuiling
C
Egoïstische vervuiling
D
Grensoverschrijdende vervuiling

Slide 35 - Quizvraag

Herhaling:

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Meanders + Hoefijzermeer
Meanders ontstaan door erosie en sedimentatie.
Buitenbocht > water stroomt snel en schuurt de kant af
Binnenbocht > water stroomt langzaam en grind en zand bezinken.

Hoefijzermeer: De meander wordt zo groot dat de rivier een andere snellere route volgt en de bocht wordt afgesloten.

Slide 38 - Tekstslide

B95 Verval en verhang
Verval = het hoogteverschil tussen twee plaatsen langs een rivier

Verhang = het verval per km

Delta = vertakking van een rivier in een aantal rivierlopen, vlak voor de monding.

Estuarium/trechtermond = brede riviermonding, vaaK in de vorm van een trechter.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Link