LD 7 - H3-1MH- Verhaaltje- woordformule-tabel- grafiek

LEERDOEL 1
Hoofdstuk 3 - Getal & Ruimte
Assenstelsels & Grafieken
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

LEERDOEL 1
Hoofdstuk 3 - Getal & Ruimte
Assenstelsels & Grafieken

Slide 1 - Tekstslide

LEERDOELEN
LD 1
  
LD 2


LD 3

LD 4



Ik ken de acht belangrijkste windrichtingen en weet hoe ik die op een kaart moet gebruiken.

- Ik kan met behulp van Gps-coördinaten bepalen waar plaatsen liggen.

-  Ik kan netjes een assenstelsel tekenen en weet welke wiskundige benamingen daar bij horen.

-Ik kan grafieken in een assenstelsel aflezen en ook zelf tekenen met behulp van gegevens in een tabel.

- Ik kan vermenigvuldigen en delen met negatieve getallen.
   
 - Ik ken de rekenvolgorde en kan deze goed gebruiken bij verschillende sommen, ook als er negatieve getallen in zitten.
   
- Ik kan gegevens uit een verhaaltje in een tabel en in een woordformule omzetten en hier een grafiek van maken.
  
- Ik kan werken met formules met letters er in.
LD 5
  
LD 6


LD 7

LD 7H



Slide 2 - Tekstslide

LEERDOEL 1
Ik kan gegevens uit een verhaaltje in een tabel en in een woordformule omzetten en hier een grafiek van maken.
Maken:  
63, 64 - 66, 67, 68, 70 - 70, 71, 72

LEERDOEL 7

Slide 3 - Tekstslide

Bij leerdoel 4 hebben geoefend met grafieken tekenen vanuit een tabel.

Daar gaan we nu mee verder.  Je leert:


  • hoe je een goede punten uit een tabel tekent;
  • hoe je in een formule een stijgende of dalende lijn   krijgt
  • hoe je een goed assenstelsel tekent
  • hoe je een goede woordformule maakt

Slide 4 - Tekstslide

3.6 Grafiek en woordformule

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Woordformules 
Lonneke: krijgt altijd € 4 voor het OV als zij naar haar werk gaat en daar verdient ze € 6 per uur als hulp bij de bakker.

In een 'woordformule': 'inkomen in € = 4 + 6 x aantal uren'

Verdiensten Lonneke na 3 uur:      € 4 + € 6 x 3 = €22                                                         Let op de rekenvolgorde! 


Slide 8 - Tekstslide

Begingetal en stijggetal 
Verdiensten Lonneke: in een woordformule
Inkomsten in € = 4 + 6 x aantal uren
                4 --> begingetal (vast getal)
                6 --> stijggetal (getal per uur)

En er zijn twee variabelen: dat zijn twee getallen die kunnen veranderen. Hier is dat 'aantal uren' en 'verdiensten in €'.


Slide 9 - Tekstslide

Variabelen
Kosten in € = 1,50 + 0,50 x aantal foto's --> woordformule

'kosten in €' en 'aantal foto's' --> variabelen

Variabelen: steeds iets anders. Dat klopt ook wel. Je vult bij het aantal foto's steeds een ander getal in. En dan krijg je ook steeds een ander bedrag voor de totale kosten in €.


Slide 10 - Tekstslide

Woordformule:
lengte in cm = 55 + 3 · tijd in maanden

Wat zijn de twee variabelen van deze formule?
A
lengte in cm en tijd in maanden
B
lengte in cm en 55
C
55 en 3
D
3 en tijd in maanden

Slide 11 - Quizvraag

Woordformule
 
Tabel maken om een grafiek te tekenen:
inhoud
in
liters=2500,8aantal
km

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Woordformule:
Beltegoed in € = 25 - 0,20 x bel-tijd in minuten

Noemen we 0,20 het stijggetal of het daalgetal?
A
stijggetal
B
daalgetal

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Opdracht 66 + 67

Slide 16 - Tekstslide


Van welke formule is het vaste getal 55?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 17 - Quizvraag


Van welke formule is het daalgetal 2?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 18 - Quizvraag


Wat is het stijggetal van formule C?
A
+ 55
B
- 2
C
+ 70
D
+ 3

Slide 19 - Quizvraag


Welke twee variabelen zie je in formule A?
A
kosten in € tijd in dagen
B
temperatuur in ℃ tijd in minuten
C
verdiensten in € tijd in uren
D
lengte in cm tijd in maanden

Slide 20 - Quizvraag

Formule D: stel aantal maanden is 12
Wat is de lengte?
A
55
B
3
C
91
D
70

Slide 21 - Quizvraag