Dieren Poëzie Groep 4

Dieren Poezie Les 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Introductie

Dieren Poëzie Les

Instructies

Je kunt LessonUp heel goed gebruiken tijdens een klassikale les. 

Dit kan met of zonder toestellen/devices in de klas. Als je de leerlingen mee wilt laten doen met hun toestel/device, zorg dan dat je het vinkje 'devices in de klas' aanvinkt tijdens het lesgeven. 

Een leerling kan dan meedoen met zijn eigen toestel/device via de LessonUp app of de site lessonup.app. De pincode van de les zal ook in het groot worden getoond bij het eerste interactieve onderdeel in de les. Nadat de les is gestart (via: Geef les), voert de leerling de pincode in. Deze pincode staat altijd linksonder in het scherm,
 
Je kunt de les ook geven zonder dat de leerlingen devices gebruiken. Met het uitzetten van de functie devices in de klas kunnen leerlingen niet meer met hun smartphone/tablet/laptop meedoen, maar is interactiviteit in LessonUp nog steeds mogelijk. De interactie (quizvraag/sleepvraag) kun jij (of een leerling) nu op het centrale scherm doen, waardoor je meer grip hebt op de les.
De optie om devices uit te zetten, vind je onderaan het scherm in de presentatieweergave (via: Geef les). Haal vervolgens het vinkje voor ‘Devices in de klas’ weg.

Op de dia's zijn verschillende interactieve elementen te vinden . Als je hier op klikt verschijnt er aanvullende informatie, een filmpje of een gesproken tekst.

Bij de dia's kan ook extra informatie opgevraagd worden door de leerkracht. Naast de dia nummering onderaan het scherm vind je het icoontje van een pagina met tekst. Als je daar op klikt verschijnt de lesinformatie in het scherm. Handig voor het voorbereiden van de les.

Onderdelen in deze les

Dieren Poezie Les 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerlingen spelen met taal, denken na over het gebruik
van woorden en oefenen het schrijven van gedichten.
Doel

Slide 2 - Tekstslide

Naast het leren spelen met de vorm en klank van taal ben je in deze les ook bezig met tegenstellingen en het beschrijven van karaktereigenschappen (sociaal emotionele vorming)
Wat is een gedicht?
Een gedicht is eigenlijk een heel klein verhaaltje waarin de dichter in heel weinig woorden heel veel probeert te zeggen. Een gedicht kan overal over gaan en hoeft niet te rijmen. Het moet een beetje ritmisch zijn. Er moet een beetje muziek in de woorden zitten."
Monique en Hans Hagen

Slide 3 - Tekstslide

Het schrijversduo Monique en Hans Hagen geeft in dit filmpje uitleg over het verschil tussen zomaar een stukje tekst en een gedicht.

Op de website van het Poeziepaleis  staan handige schrijftips:
1. Een gedicht kan overal over gaan
Over kleine dingen als een fietsbel of een sok, over grote dingen als een flatgebouw of een reuzenrad, over mensen die je kent of over gevoelens van angst, vreugde of verdriet. In een gedicht mag je dromen, liegen, overdrijven en gek doen. In een gedicht kun je zelfs zwijgen, of iets niet verklappen. Dat maakt de lezer juist extra nieuwsgierig.
2. Een gedicht mag een beetje mysterieus zijn
Je hoeft een gedicht niet te snappen, maar je moet een gedicht wel voelen. Je moet kippenvel krijgen of grinniken of zonder te weten waarom, het mooi vinden. Of misschien leest het gedicht lekker als je het hardop voorleest? Kortom: het gaat erom wat het gedicht met de lezer doet.
3. Dichters zeggen de dingen net een beetje anders
Soms zeggen ze dingen twee of drie keer, soms spelen ze met klanken zodat je veel boek, koek, zoek hoort, soms vergelijken ze de zon met een kachel of een boek met een kast, soms schrijven ze een zin net even anders op door woorden weg te laten. In een gedicht speel je met woorden en klanken.
4. Mensen denken dat een dichter rijmt, maar vaak is het beter niet te rijmen
De hemel is blauw, ik hou van jou is zelfs een beetje saai. Rijm niet omdat het moet of omdat je denkt dat het hoort. Laat de klank van woorden en/of het ritme het werk doen!
5. Woorden hebben ruimte nodig
Schrijf korte regels. Tien woorden op een regel is al veel, dan drukken de woorden elkaar weg. Breek een zin liever in stukjes, laat woorden weg, of zet ze op een nieuwe regel. Gebruik ook niet te veel regels. Schrijf eerst alles op wat je vertellen wilt en kijk dan wat je missen kunt. Wie schrijft schrapt. Houd de beste zinnen over en maak je vers niet langer dan zes tot tien regels.
6. Sla af en toe een regel over
Dat heet een witregel. Ze geven een gedicht stilte en de lezer ruimte om even na te denken.
7. Gebruik woorden die je ziet
Zeg niet auto, maar Opel, zeg niet bloem maar krokus. Sommige woorden zijn zo vaak gezegd dat ze versleten zijn, woorden als leuk, blij, pijn zeggen weinig. Bedenk een beter woord. Denk verder dan je pen lang is.
Een gedicht mag een beetje mysterieus zijn. Je hoeft een gedicht niet te snappen, maar je moet een gedicht wel voelen.
8. Herhaal een belangrijk woord of een belangrijke regel
Daardoor krijgt iets nadruk en gaat het gedicht klinken als een muziekstuk of een liedje. Lees je gedicht hardop voor, dan hoor je het ritme. Klinkt het goed? Of struikel je?
9. Schrijf je gedicht niet over, gebruik geen zinnen van iemand anders
Bedenk je eigen woorden, zinnen. Jij bent uniek en jij zegt de dingen zoals alleen jij ze zeggen kan!
10. Elke grote dichter lapt de regels aan zijn laars, maar wel met een goede reden. Dus vind je dat je vers rijmen moet omdat het beter klinkt, doe dat! Wil je een lang vers schrijven omdat jouw gedicht dat nodig heeft, schroom niet. Wees bijzonder.
Het Boek bevat versjes over de aard van het beestje.

 
De karakters van de dieren zijn
tegenovergesteld aan elkaar. Bij elk karakter hoort een versje, geschreven door Bette Westera
Voorzichtig - Onbesuisd
Welke tegenstellingen ken jij?
"De aard van het beestje" is een gezegde. Wat betekent het?
Op elke dubbele pagina in dit boek zie je twee dieren met een duidelijk karakter. 
Karakters
We zijn allemaal anders. Sommigen doen niets liever dan reizen,
zoals de zwaluw. Anderen blijven liever thuis, zoals de huismus.
Je hebt sloddervossen en opruimers, eigenwijze geiten en
volgzame schapen. En dat kan ook nog eens van dag tot dag
verschillen. We hebben allemaal wel eens een dag dat we het
druk hebben zoals de mieren of dagen waarop we bijna niks
doen zoals de luiaard. Al die eigenschappen bij elkaar bepalen je karakter

Slide 4 - Tekstslide

Bespreek het gezegde
Vraag de leerlingen of ze het gezegde: 'de aard van het beestje' kennen. Vertel dat het gaat om je karakter en de eigenschappen die je kenmerken. Ben je creatief of sportief, druk of rustig. Sociaal of op jezelf. Meestal ben je een mix van eigenschappen. En van sommige eigenschappen heb je soms meer dan andere. 
Wat is jouw karakter?
Kijk met kinderen samen in dit boek om te ontdekken wie op welk dier lijkt.
Doe dit zonder oordeel.
luister naar de gedichten

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de eigenschappen naar de juiste dieren.
Braaf
Snel
Stout
Langzaam

Slide 6 - Sleepvraag

Laat de leerlingen de karaktereigenschappen bij de dieren zoeken en bespreek waarom ze denken dat een karaktereigenschap bij een bepaald dier hoort. Bijvoorbeeld: Waarom denk je dat braaf bij een hond hoort? Hij luistert naar zijn baasje, geeft pootjes etc.
maar ook: Betekent dat dat hij altijd braaf is? waarom niet/waarom wel?
Over welk dier gaat dit gedicht?

Slide 7 - Tekstslide

Antwoord: De Slang

Bespreek met de kinderen welk dier ze denken dat besproken wordt in dit gedicht en waardoor ze denken dat te weten. Bespreek ook dat het laatste woord van de tweede en de vierde zin steeds rijmen (eindrijm) en dat de schrijfster gebruik maakt van alliteratie ofwel letterrijm. We spreken over letterrijm als twee woorden achter elkaar met dezelfde letter beginnen. (bv slikken of slissen)
Over welk dier gaat het gedicht?
A
salamander
B
kat
C
regenworm
D
slang

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee tegengestelde karaktereigenschappen hebben deze dieren ?

Slide 9 - Tekstslide

Op welk dier lijk jij?
- Op welk dier lijk jij vandaag het meest?
- Op welk dier lijk jij meestal?
- Op welk dier lijk jij soms?
- Wat kan dat dier goed en ben jij daar ook goed in?
- Is er ook een dier dat jij graag zou willen zijn?
- Ken je iemand anders die lijkt op één van de dieren?

Rijm en ritme
Daarnaast kun je met de leerlingen bespreken wat ze opvalt aan de klank en het ritme. In het gedicht over de luiaard rijmen de laatste zinnen van de eerste twee strofes (alinea's) maar ook de werkwoorden in zin 1 en 3 (bouw en sjouw) en 2 en 4 (draaf en graaf) Vraag de kinderen of ze nog meer rijmwoorden kunnen ontdekken. Bijvoorbeeld zin 2 en 4 van de laatste strofe eindigen op sterk en werk.

Mooie woorden
Een dichter zoekt vaak mooie gekke woorden om iets te vertellen. In plaats van werken gebruiken ze zwoegen, in plaats van trekken zeggen ze sjorren. In het gedicht over de mieren komen veel mooie gekke woorden voor in de tweede strofe. Bikkelen en bouwen, hakselen en houwen, sjorren en sjouwen. hoe komt het dat deze woorden zo mooi klinken na elkaar? (letterrijm) Wat beteken de woorden eigenlijk? Kende jij ze al?


Raadgedicht
Welk woord ontbreekt?
Een raadgedicht is een gedicht waarin één woord ontbreekt. Dit woord is afgedekt en jij mag het raden. Hierdoor ga je extra goed lezen en zelf nadenken over het gedicht. Hoe zou jij het afmaken?
Goed of fout is niet het belangrijkst. Misschien bedenk je wel een beter woord dan de dichter!

Slide 10 - Tekstslide

Raadgedicht is ontstaan uit een samenwerking van Het Poëziepaleis en dichter Rian Visser

Online meedoen
Op de website https://raadgedicht.nl/ kun je elke week meedoen met een nieuw raadgedicht.
Van september tot november is er 10 weken lang een gedicht. Elke maandag staat het gedicht online en elke vrijdag de oplossing. Leerkrachten kunnen met de klas één woord insturen of ze kunnen leerlingen individueel laten insturen. Op de erelijst wordt geen onderscheid gemaakt in leeftijd.

Hoe werkt het?
Lees het raadgedicht en denk na over het ontbrekende woord. Stel dat jij de dichter bent, welk woord zou je dan op de afgedekte plek zetten? Op de volgende slide met woordenwolk kun je je leerlingen de woorden laten invullen waarvan zij denken dat het de goede oplossing is. 

Doel
De lezer denkt met de dichter mee en wordt uitgedaagd creatief met taal aan de slag te gaan. Foute antwoorden zijn niet per se fout. Misschien is een ander woord wel mooier dan dat van de dichter?  Dit spelen met woorden leidt tot een geconcentreerde manier van lezen.

Tip voor ouderparticipatie
Je kunt ook het gedicht met het ontbrekende woord op maandag in de klas introduceren en de kinderen mee naar huis laten nemen om samen met de ouders oplossingen te laten bedenken. Elke keer dat een leerling met een oplossing terugkomt in de klas schrijf je het woord er op een leeg vel bij zodat je aan het einde van de week een hele lijst met woorden hebt. Op vrijdag bespreek je dan de gevonden woorden en onthul je het ontbrekende woord uit het gedicht.



Raad het woord!

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies