Clase 1 y 2 semana 9 afsluiting periode

Programa
Les 1 (28 juni )
1. kleine herhaling betrekkelijke bijzinnen en subjuntivo/indicativo
2. controle-vragen
3. werkblad opdracht 2-4 afmaken (pp. 190-191)
Les 2+3 (29 juni) en les 1, 2 en 3 (5 en 6 juli)
1. Repaso gramática
2. Preguntas 
3. Practicar con la gramática para la prueba
Leerdoelen:
Zie planner in Teams pagina 1 en 2



1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Programa
Les 1 (28 juni )
1. kleine herhaling betrekkelijke bijzinnen en subjuntivo/indicativo
2. controle-vragen
3. werkblad opdracht 2-4 afmaken (pp. 190-191)
Les 2+3 (29 juni) en les 1, 2 en 3 (5 en 6 juli)
1. Repaso gramática
2. Preguntas 
3. Practicar con la gramática para la prueba
Leerdoelen:
Zie planner in Teams pagina 1 en 2



Slide 1 - Tekstslide

Betrekkelijke bijzinnen
  • Een betrekkelijke bijzin begint met een betrekkelijk voornaamwoord, dat betrekking heeft op een woord (antecedent) of zin(sdeel). 
  • De belangrijkste betrekkelijke voornaamwoorden zijn: que (die/deze), donde (waar), quien(es) (wie), con (met)
  • Betrekkelijke voornaamwoorden kunnen ook beginnen met een voorzetsel. Na dit voorzetsel volgt dan het bepaald lidwoord en het betrekkelijk vnw

Ejemplo:     Soy alérgico a la manzana --> La manzana es una fruta a la que soy alérgico
Ejemplo:      Vemos con los ojos  -->  Los ojos son el órgano con el que vemos
Ejemplo:      Sin la nariz no podemos oler --> La nariz es el órgano sin el que no podemos oler. 

Slide 2 - Tekstslide

Vul het betrekkelijk vnw in. Let op: kan uit meerdere woorden bestaan!

Una taza es un objeto ____________ pones café o té.

Slide 3 - Open vraag

Vul het betrekkelijk vnw in. Let op: kan uit meerdere woorden bestaan!

Café es una bebida ____________ te despiertas.

Slide 4 - Open vraag

Frases relativas: indicativo o subjuntivo
  • In betrekkelijke bijzinnen wordt que + indicativo gebruikt als het gaat om zaken of personen die bekend zijn voor de spreker. 
  • Als het gaat om een persoon of zaak die nog onbekend is , volgt na que de Subjuntivo. Ook als het bestaan van het antecedent ontkend wordt, of wordt aangegeven dat het schaars is (nadie, poca gente)


indicativo
subjuntivo
Vivo en una casa que es céntrica.
Quiero mudarme a un lugar que sea más tranquilo.
En el segundo piso hay una familia que tiene un perro.
En la casa no hay nadie que tenga animales.

Slide 5 - Tekstslide

Ejercicios betrekkelijke bijzinnen


Maak nu de oefeningen af van het werkblad (2 t/m 4, pp. 190-191).

Deze moeten morgen in de les af zijn!

Slide 6 - Tekstslide

Subjuntivo: formas regulares
hablar
comer
vivir
yo
hable
coma
viva
hables
comas
vivas
él/ella/usted
hable
coma
viva
nosotros
hablemos
comamos
vivamos
vosotros
habléis
comáis
viváis
ellos/ellas/ustedes
hablen
coman
vivan

Slide 7 - Tekstslide

Onregelmatigheden (p. 179)
  1. Vaak verandert de spelling zodat de originele uitspraak behouden blijft: llegar --> llegue, explicar --> explique, organizar --> organice, dirigir --> dirija
  2. Werkwoorden met klinkerwisseling:
- werkwoorden op -ar en -er behouden de klinkerwisseling in de subjuntivo
- werkwoorden op -ir waarbij in de presente de 'e' in een 'ie' of 'i' verandert, krijgen ook bij de vervoeging van nosotros/vosotros een 'i' in de stam. Bij werkwoorden met een klinkerwisseling o --> ue staat op deze plaats een 'u'
VB: (pensar/denken) piense, pienses, piense, pensemos, penséis, piensen
VB: (sentir/voelen) sienta, sientas, sienta, sintamos, sintáis, sientan
VB: (dormir/slapen) duerma, duermas, duerma, durmamos, durmáis, duerman

Slide 8 - Tekstslide

Onregelmatigheden (p. 179)









Bij werkwoorden met een onregelmatige 1e persoon worden de andere werkwoordsvormen van de subjuntivo daarvan afgeleid: hacer (yo hago --> haga), poner (yo pongo --> ponga) etc.
decir
tener
venir
conocer
hacer
poner
salir
diga
tenga
venga
conozca
haga
ponga
salga
digas
tengas
vengas
conozcas
hagas
pongas
salgas
diga
tenga
venga
conozca
haga
ponga
salga
digamos
tengamos
vengamos
conozcamos
hagamos
pongamos
salgamos
digáis
tengáis
vengáis
conozcáis
hagáis
pongáis
salgáis
digan
tengan
vengan
conozcan
hagan
pongan
salgan

Slide 9 - Tekstslide

Onregelmatigheden (p. 180)
Deze werkwoorden zijn helemaal onregelmatig
ir
ser
estar
dar
saber
vaya
sea
esté
dé
sepa
vayas
seas
estés
des
sepas
vaya
sea
esté
dé
sepa
vayamos
seamos
estemos
demos
sepamos
vayáis
seáis
estéis
deis
sepáis
vayan
sean
estén
den
sepan

Slide 10 - Tekstslide

Conjuga verbos en subjuntivo
Schrijf de rijtjes van de volgende werkwoorden uit in je schrift

sentir
beber
salir
entender
dar
ir

Slide 11 - Tekstslide

Controleer je antwoorden en markeer de fouten
sentir
beber
salir
entender
dar
ir
sienta
beba
salga
entienda
vaya
sientas
bebas
salgas
entiendas
des
vayas
sienta
beba
salga
entienda
vaya
sintamos
bebamos
salgamos
entendamos
demos
vayamos
sintáis
bebáis
salgáis
entendáis
deis
vayáis
sientan
beban
salgan
entiendan
dén
vayan

Slide 12 - Tekstslide

Het gebruik van de 'subjuntivo'
De subjuntivo komt meestal  in bijzinnen voor die met que beginnen.  Het onderwerp in de hoofd- en bijzin is niet hetzelfde.

              Voorbeeld: Ik wil dat jij naar huis komt  --> Quiero que vengas a casa


Je doet dit wanneer je in de hoofdzin één van de volgende dingen uitdrukt:
1) Een wil, wens, verzoek of advies
2) Een gevoel
3) Na onpersoonlijke uitdrukking (ser + bijv.nw + que)
4) Twijfel, vermoeden of onzekerheid

Slide 13 - Tekstslide

1) Wil, wens, verzoek of advies
Bijvoorbeeld:

Queremos que comas en casa                   (Wij willen dat je thuis eet)

Espero que vengas a mi casa                       (Ik hoop dat je naar mijn huis komt)

Te ruego que no juegues en la calle          (Ik verzoek je niet op straat te spelen)

Te aconsejo que no escojas economía    (Ik raad je aan geen economie te kiezen)

Slide 14 - Tekstslide

2) Gevoel
Bijvoorbeeld:

Me gusta que Paco salga contigo                          (Ik vind het leuk dat Paco uitgaat met jou)

Siento que no puedas venir mi casa                     (Ik vind het jammer dat je niet kan komen)

Me preocupa que fumes                                           (Ik maak me zorgen dat je rookt)

Tengo miedo de que vayas a tener un virus        (Ik ben bang dat je een virus krijgt)

Slide 15 - Tekstslide

3) Na een onpersoonlijke uitdrukking
Bijvoorbeeld:

Es necesario que comáis bien                         (Het is belangrijk dat je goed eet)

Es importante que vivas sano                         (Het is belangrijk dat je gezond leeft)
Let op: je gebruikt géén subjuntivo als er een zekerheid wordt uitgedrukt.

Slide 16 - Tekstslide

4) Twijfel, vermoeden of onzekerheid
Bijvoorbeeld:

Dudo que comamos en casa hoy                         (Ik betwijfel of dat we thuis eten vandaag)

Puede ser que no compre un regalo para mí   (Het kan zijn dat hij geen cadeau voor mij koopt)

No estoy seguro/-a de que vaya a la fiesta      (Ik ben er niet zeker van dat hij naar het feest gaat)

Slide 17 - Tekstslide

Extra
Let op: Wanneer de ww in de hoofdzin en bijzin op dezelfde persoon betrekking hebben, dan wordt in plaats van een bijzin met que meestal een constructie met een infinitief (heel werkwoord) gebruikt.

Bijvoorbeeld
Esperamos llegar a las ocho.
Es difícil solucionar este problema.

Slide 18 - Tekstslide

Zekerheid
Als je zekerheid uitdrukt, dan gebruik je de indicativo. Bijvoorbeeld:
Es verdad que                    (Het is waar dat..)
Es evidente que                (Het is duidelijk dat..)
Es cierto que                     (Het is zeker dat..)
Es un hecho que
Es seguro que
Creo que
Pienso que
Cuento que
Explico que
Contesto que
Opino que
Imagino que

Slide 19 - Tekstslide

Zekerheid
Als je de constructies van de vorige slide ontkenned gebruik is het weer ONZEKERHEID geworden!

Bijvoorbeeld:
No es cierto que...                 + subjuntivo                       Het is NIET ZEKER dat
No es seguro que...               + subjuntivo


Slide 20 - Tekstslide

Subjuntivo in hoofdzinnen
Soms gebruik je de subjuntivo ook in hoofdzinnen.

1) Wens uiten
Na ‘que’:
Bijvoorbeeld:
¡Que te mejores! (Beterschap!)  

Na ‘ojalá’ 
Bijvoorbeeld:
¡Ojalá haga buen tiempo! (Hopelijk is het goed weer!) 

Slide 21 - Tekstslide

Subjuntivo in hoofdzinnen
Soms gebruik je de subjuntivo ook in hoofdzinnen.

2) Vermoeden of twijfel
Bijvoorbeeld met
:
Tal vez                (Tal vez venga por la tarde: misschien komt hij vanmiddag)
Quizás
Puede ser que
Probablemente
Posiblemente


Slide 22 - Tekstslide

Quiero que tú ... (ir) a España para aprender español.
timer
1:00

Slide 23 - Open vraag

2. Vamos a Madrid para que él ... (poder) visitar El Prado.
timer
1:00

Slide 24 - Open vraag

No creo que las costumbres tradicionales españolas ... (perderse).
timer
1:00

Slide 25 - Open vraag

Os recomendemos que ... (leer) este libro.
timer
1:00

Slide 26 - Open vraag

Espero que tú ... (pasar) un feliz cumpleaños.
timer
1:00

Slide 27 - Open vraag

Es probable que tú ya ... (conocer) esta fiesta.
timer
1:00

Slide 28 - Open vraag

Es evidente que ... (ser) necesario tener tiempo para descansar.
timer
1:30

Slide 29 - Open vraag

No es evidente que ... (ser) necesario tener tiempo para descansar.
timer
1:30

Slide 30 - Open vraag

No creo que ... (tener) suficiente dinero este mes.
timer
1:30

Slide 31 - Open vraag

Es importante que tú ... (leer) 3 libros españoles este año.
timer
1:30

Slide 32 - Open vraag

Vul je antwoorden in van oefening 8 op de volgende manier:
antwoord, antwoord, antwoord

Slide 33 - Open vraag

¿Indicativo o subjuntivo?
Maak ejercicio 9 (p. 146) in je werkboek.

Zorg ervoor dat je de zinnen goed vertaalt om te zien of je voor de subjuntivo/indicativo kiest

Slide 34 - Tekstslide

Vul je antwoorden in van oefening 9 op de volgende manier:
2b, 3a

Slide 35 - Open vraag

¿Indicativo o subjuntivo?
Maak ejercicio 10 (p. 146) in je werkboek.

Zorg ervoor dat je alle werkwoorden kent en dat je weet wanneer je voor een infinitief kiest

Let op: het is een pittige oefening

Slide 36 - Tekstslide

Vul je antwoorden in van oefening 10 op de volgende manier:
antwoord, antwoord, antwoord, etc.

Slide 37 - Open vraag

Geef het rijtje van het werkwoord Estar in de indefinido. Gescheiden door komma's

Slide 38 - Open vraag

Geef het rijtje van het werkwoord estar in de imperfecto. Gescheiden door komma's

Slide 39 - Open vraag

Geef het rijtje van het werkwoord pedir in de indefinido. Gescheiden door komma's

Slide 40 - Open vraag

Geef het rijtje van het werkwoord ir in de Imperfecto. Gescheiden door komma's

Slide 41 - Open vraag

¿Indefinido o Imperfecto?
El mes pasado nosotros 1____ (ir) de vacaciones a Málaga. 2 _____ (comprar) los billetes y el hotel en una agencia de viajes. El empleado nos 3 _____ (asegurar) que todo 4 _____ (ir) a estar organizado por lo que no 5 ____ (haber) razón para preocuparse. Nosotros 6 _____ (salir) muy temprano de Londres, 7 ____ (hacer) un tiempo horrible. Yo 8 ____  (tratar) de dormir un poco, pero 9 _____ (haber) mucho ruído. Por eso, 10 _____ (decidir) leer el periódico mientras 11 ________ (esperar) el desayuno. Por fin la azafata nos 12 ____ (traer) el desayuno. Desafortunadamente el café 13 _____ (estar) frío.

Slide 42 - Tekstslide

¿Indefinido o Imperfecto?
El mes pasado nosotros 1 fuimos de vacaciones a Málaga. 2 compramos los billetes y el hotel en una agencia de viajes. El empleado nos 3 aseguró  que todo 4 iba a estar organizado por lo que no 5 había  razón para preocuparse. Nosotros 6 salimos  muy temprano de Londres, 7 hacía  un tiempo horrible. Yo 8 traté  de dormir un poco, pero 9 había mucho ruído. Por eso, 10 decidí  leer el periódico mientras 11 esperaba el desayuno. Por fin la azafata nos 12 trajo el desayuno. Desafortunadamente el café 13 estaba  frío.

Slide 43 - Tekstslide

Kies de juiste conector voor de volgende zin:

____ todavía no he comprado un regalo para el cumple de Laura voy a la ciudad esta tarde.
A
Porque
B
Por qué
C
Por
D
Como

Slide 44 - Quizvraag

Kies de juiste conector voor de volgende zin:

Mi padre me trata muy bien, _____ mi madre no.
A
como
B
pero
C
además
D
porque

Slide 45 - Quizvraag

Kies de juiste conector voor de volgende zin:

Ayer compré unas gafas, ______ que pueda ver mejor.
A
para
B
por
C
como
D
porque

Slide 46 - Quizvraag

Transforme las frases con la voz pasiva
Schrijf de zinnen in je schrift en schrijf daaronder de zin in de voz pasiva.

1. La editorial acepta el manuscrito.
2. La editorial publica la novela.
3. Han enviado los ejemplares a las librerías.
4. Gutenberg inventó la imprenta en 1450.

Slide 47 - Tekstslide

Transforme las frases con la voz pasiva
1. La editorial acepta el manuscrito --> el manuscrito es aceptado por la editorial.
2. La editorial publica la novela --> la novela es publicada por la editorial.
3. Han enviado los ejemplares a las librerías -> los ejemplares han sido enviados a las librerías.
4. Gutenberg inventó la imprenta en 1450 -> La imprenta fue inventada por Gutenberg en 1450.

Slide 48 - Tekstslide

¿Indicativo o subjuntivo?
Es evidente que Ernesto no ____________ ni idea de mecánica (tener).

Slide 49 - Open vraag

¿Indicativo o subjuntivo?
Es importante que ellos me _______ lo que tengo que hacer

Slide 50 - Open vraag

¿Indicativo o subjuntivo?
Pienso que tú _________ feliz (estar).

Slide 51 - Open vraag

¿Indicativo o subjuntivo?
Alfonso quiere que yo le __________ una paella (preparar)

Slide 52 - Open vraag

¿Indicativo o subjuntivo?
Esperamos ____________ mucho de estas vacaciones (disfrutar).

Slide 53 - Open vraag

¿Practicar más?
  • Kijk bij Teams bij lesmateriaal --> Periode 4 --> Grammatica voor meer oefeningen
  • Aprenderespañol.org heeft veel nuttige oefeningen met de grammatica, waaronder: https://aprenderespanol.org/verbos/preterito-imperfecto-indefinido.html. Op Google typ je dan het Studyspanish in en het onderwerp wat je wilt oefenen.
  • https://www.verbuga.eu/Esmi/  om te oefenen met de vervoegingen in de verschillende tijden

Slide 54 - Tekstslide