In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Marketing oefentoets
Oefentoets hoofdstuk 1 t/m 3
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de eerste fase van het VOCATIO-model?
A
verkenning
B
verkoop
C
voorbereiding
Slide 2 - Quizvraag
Een voorbeeld van formele communicatie is:
A
het ter plaatse onderling verdelen van taken
B
het bespreken van het weekend tijdens de lunch
C
een werkoverleg waarin de acties worden doorgenomen
D
het bespreken van een ruzie op de werkvloer
Slide 3 - Quizvraag
"Dankzij deze laptop hoef je je nooit meer zorgen te maken over zware tassen."
Welke AIDA-fase herken je hier het meest?
A
Attention
B
Interest
C
Desire
D
Action
Slide 4 - Quizvraag
ZMBO staat voor:
A
zonder met beginnen over
B
zender manier boodschap oordeel
C
zoeker medium bericht ontvanger
D
zender medium boodschap ontvanger
Slide 5 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met ruis in het communicatieproces volgens het ZMBO-model?
A
Een verstoring of ongunstige beïnvloeding tijdens het transport van een boodschap.
B
Een duidelijke en ongestoorde overdracht van de boodschap.
C
Een gunstige beïnvloeding tijdens het transport van een boodschap.
D
Een verstoring alleen veroorzaakt door de ontvanger.
Slide 6 - Quizvraag
Wat is interne ruis?
A
Storing in communicatie binnen in een persoon(gevoel)
B
Ruimte tussen twee mensen
C
Storing in communicatie van buitenaf
D
Communicatie zonder Storing in communicatie
Slide 7 - Quizvraag
Waarvoor staat de letter I in het AIDA-model?
A
Information
B
Inspiration
C
Interest
Slide 8 - Quizvraag
Welke uitspraak is een voorbeeld van intrapersoonlijke communicatie?
A
"Oei, dat heb ik niet goed aangepakt. Volgende keer moet ik dat beter doen"
B
"Vind je ook niet dat Piet deze keer wel erg vervelend is geweest?"
C
Geen van beide uitspraken is juist
Slide 9 - Quizvraag
Tijdens een verkoopgesprek vergelijkt een verkoper de wensen van de klant met verschillende modellen uit het aanbod. In welke VOCATIO-fase zit hij?
A
Omschrijving
B
Verkenning
C
Confrontatie
D
Instemming
Slide 10 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met interpersoonlijke communicatie?
A
Directe communicatie tussen twee of meer personen
B
Communicatie tussen een office/managment assistant en een persoon in een ander land
C
Communicatie tussen personen via mail
Slide 11 - Quizvraag
Welk doel heeft het VOCATIO-model?
A
Potentiële klanten leren kennen
B
Potentiële klanten overtuigen
C
Potentiële klanten bedanken
D
Potentiële klanten intimideren
Slide 12 - Quizvraag
Wat gebeurt er in de transformatiefase van de VOITA methodiek?
A
Er wordt informele conversatie gevoerd.
B
De voorbereiding op het verkoopgesprek vindt plaats.
C
De behoeftes van de klant worden gekoppeld aan het product of dienst.
D
De klant beslist of zij tot aankoop overgaan.
Slide 13 - Quizvraag
Wat voor communicatie is dit?
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie
C
Goede communicatie
D
Ondersteunende communicatie
Slide 14 - Quizvraag
Waar staat de afkorting AIDA voor?
A
Attitude, Interest, Desire, Action
B
Attitude, Internet, Desire, Attraction
C
Attitude, Internet, Desire, Action
D
Attention, Interest, Desire, Action
Slide 15 - Quizvraag
Wat is communicatie?
A
Communicatie is alleen maar praten
B
Communicatie is bedoeld of onbedoeld boodschappen doen voor iemand anders.
C
Communicatie is het overbrengen van informatie van de een naar de ander.
D
Communicatie is alles behalve informatie geven aan een ander.
Slide 16 - Quizvraag
Een leverancier van wenskaarten realiseert een optimale positie in de schappen van een supermarkt. Dit doet deze leverancier door samen te werken met de supermarkt.
Van welk samenwerkingsverband is hier sprake?
A
Affiliate shop
B
Dropshipping
C
Rack jobbing
D
cash-and-carry groothandel
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de beste omschrijving voor "dropshipping"?
A
Kopen van grote hoeveelheden producten uit het buitenland
B
Kopen van producten via internet, zonder dat je het geld ervoor hebt
C
Verkopen van grote hoeveelheden producten uit het buitenland
D
verkopen van producten via internet zonder dat je hiervoor zelf voorraad in beheer hebt.
Slide 18 - Quizvraag
Wat is een verkoopkanaal?
A
Een methode om producten te produceren.
B
Een plek of platform waar een klant een product kan kopen.
C
Een manier om klanten te bereiken via reclame.
D
Een distributiesysteem voor leveranciers.
Slide 19 - Quizvraag
Guusje kijkt op een webshop naar banken. Ze kan kleuren en opstellingen bekijken, maar bestelt ze alleen via e-mail. Bij welk verkoopkanaal hoort dit voorbeeld?
A
Dropshipping webwinkel
B
Online showroom
C
B2C-marktplaats
D
Beurs
Slide 20 - Quizvraag
Hakan verkoopt zijn sneakers via een app aan Ruben, die hem betaalt en laat thuisbezorgen. Welk verkoopkanaal gebruikt Hakan hier?
A
Fysieke winkel
B
Online marktplaats
C
Beurs
D
Showroom
Slide 21 - Quizvraag
Een klant bestelt een broodrooster via de site van Action en haalt het later op in de winkel. Wat is dit een voorbeeld van?
A
Click & collect via een webwinkel
B
Dropshipping webwinkel
C
B2B-marktplaats
D
Beursverkoop
Slide 22 - Quizvraag
Een ziekenhuis ontvangt dagelijks veel telefoontjes van patiënten die een afspraak willen maken of informatie vragen. Van welk kanaal wordt er gebruik van gemaakt?
A
Servicepunt of balie
B
Klantenportaal
C
Online marktplaats
D
Socialmediakanaal
Slide 23 - Quizvraag
Wat is een belangrijk verschil tussen radio en out-of-home reclame?
A
Radio gebruikt beeld en out-of-home niet.
B
Out-of-home is alleen gericht op jongeren.
C
Radio bereikt mensen onderweg, out-of-home op straat.
D
Out-of-home is goedkoper dan radio.
Slide 24 - Quizvraag
Een supermarkt verspreidt wekelijks een huis-aan-huisblad met aanbiedingen. Wat is het doel van dit medium?
A
Zoveel mogelijk bedrijven bereiken
B
Informatie geven over nationale campagnes
C
Lokale klanten informeren en naar de winkel trekken