H3: kww, zww, hww

WElKOM!!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

WElKOM!!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Huiswerk 124/125 nakijken 
  • Herhalen en oefenen werkwoorden (kww/zww/hww) - werkwoordspelling d t - (foutief) beknopte bijzin - schrijfwijze getallen
     
  • afhankelijk van de tijd, zelf aan de slag 



Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk nakijken 

Blz 124/125

Slide 3 - Tekstslide

Even herhalen ZWW- KWW-HWW

Bepaal welk werkwoord het belangrijkste is, door bijvoorbeeld de verwijntruc.

In een zin zit altijd één hoofdwerkwoord: een zww of een kww

Alle andere werkwoorden in de zin zijn dan --> hww

Slide 4 - Tekstslide

ZWW 
Wanneer een werkwoord de handeling / actie aangeeft, 
spreek je van een zelfstandig werkwoord. (zww)


Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin.

Slide 5 - Tekstslide

kww
- geeft geen handeling aan.
- koppelt het onderwerp aan een kenmerk of eigenschap verderop in de zin. 
- kan er maar 1 van in de zin staan.

het onderwerp doet niets, maar is iets.

Slide 6 - Tekstslide

HWW
Wanneer een werkwoord geen handeling aangeeft, spreek je van een hulpwerkwoord.

Je kunt de verdwijnproef toepassen en het werkwoord dat overblijft, is het zelfstandig werkwoord of het koppelwerkwoord. De verdwenen werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

Kww
9 koppelwerkwoorden; 

zijn                            schijnen                           (de rechter komen in het
worden                   heten                                   dagelijks taalgebruik 
blijven                     dunken                                weinig voor)
blijken                     voorkomen
lijken

Slide 8 - Tekstslide

Een zww zit nooit samen in een zin met een kww.

Slide 9 - Tekstslide

Even oefenen

Slide 10 - Tekstslide

Ik ben naar huis gelopen.
Gelopen =
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 11 - Quizvraag

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 12 - Quizvraag

Jacob is een oplettende leerling.

is =
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 13 - Quizvraag

Ineke gaat naar de stad.
gaat =
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 14 - Quizvraag

Even oefenen met getallen 
uitleg blz 120 

Slide 15 - Tekstslide

In 2016 kwamen 611 mensen om in het verkeer. 
Dit zijn 18 dodelijke slachtoffers minder dan in 2015 en een ¼ van de fietsslachtoffers verongelukte op een e-bike 2/3 van alle fietsdoden was 65 jaar of ouder.


Slide 16 - Tekstslide

In 2016 kwamen 611 mensen om in het verkeer. 
Dit zijn achttien dodelijke slachtoffers minder dan in 2015 en een kwart van de fietsslachtoffers verongelukte op een e-bike. Tweede derde van alle fietsdoden was 65 jaar of ouder.


Slide 17 - Tekstslide

 ook nog even werkwoordspelling oefenen

Slide 18 - Tekstslide

Hij bestee... veel tijd aan zijn hobby’s, waardoor hij zijn studie verwaarloost (besteden)

A
d
B
t
C
dt

Slide 19 - Quizvraag

Hij raa.... steeds alle antwoorden. (raden)
A
d
B
dt
C
t

Slide 20 - Quizvraag

Ik geloof niet wat hij me vertel... (vertellen)

A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 21 - Quizvraag

Ik geloof niet wat hij me vertel... heeft (vertellen)

A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 22 - Quizvraag

 (foutief) beknopte bijzin oefenen

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht

Verzin in tweetallen: 

- een zin met een beknopte bijzin 
- een zin met een foutief beknopte bijzin 


Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Aan de slag ( huiswerk)

Blz 163/164 lezen, maken opdracht 6 blz 165

Klaar is iets voor jezelf doen!

Slide 26 - Tekstslide