MAF 1.1 week 3

MAF 1.1     week 3
Deze week: 
Afronden module "studeren" van doejedigding
Start met deel 2 van periode 1: boek

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

MAF 1.1     week 3
Deze week: 
Afronden module "studeren" van doejedigding
Start met deel 2 van periode 1: boek

Slide 1 - Tekstslide

MAF 1.1     week 3
Laatste module DOE JE DIGIDING
Studeren
Kies voor MBO niveau 3/4
Individueel: Maak tot de kennischeck


Slide 2 - Tekstslide

MAF 1.1     week 3

Klassikaal: we maken samen de kennischeck 



Slide 3 - Tekstslide

Controle vragen studiefinanciering
  1. Studiefinanciering mbo
  2. Waarom is er studiefinanciering?
  3. Uit welke vier componenten (onderdelen) bestaat studiefinanciering voor het mbo?
  4. Welke organisatie voert de wet studiefinanciering uit?
  5. Waarvan is de hoogte van de basisbeurs afhankelijk?
  6. Welke twee opties heb je bij de keuze van het OV-reisproduct als student?
  7. Leg uit wat een aanvullende beurs is.
  8. Waarvan is de aanvullende beurs afhankelijk? Noem twee punten.
  9. Wat is een belangrijk verschil tussen studiefinanciering voor niveau 1/2 en niveau 3/4 opleidingen in het mbo?
  10. Wanneer je geen studiefinanciering meer krijgt omdat je studievertraging hebt, wat is dan een optie om (naast werken) toch extra geld te krijgen?
  11. Wat is een belangrijke eis waaraan je moet voldoen om ervoor te zorgen dat je basisbeurs voor niveau 4 opleiding geen lening wordt










Slide 4 - Tekstslide

Thema: verzorgingsstaat en sociale zekerheid
Leerdoelen: 
  1. Uitleggen wat sociale zekerheid betekent voor de inwoners van Nederland​
  2. Uitleggen wat solidariteit is en hoe dat samenhangt met het stelsel van sociale zekerheid​
  3. Uitleggen hoe sociale zekerheid wordt gefinancierd​
  4. Het verschil aangeven tussen welvaart en welzijn​
  5. Uitleggen waarom je als sociaal werker kennis moet hebben van het stelsel van sociale zekerheid​
  6. het verschil uitleggen tussen sociale verzekeringen en sociale voorzieningen​
  7. het verschil uitleggen tussen werknemersverzekeringen en volksverzekeringen​
  8. de werknemersverzekeringen noemen, weten waar de afkorting voor staat, kort de inhoud en de doelgroep van de wet uitleggen. ​
  9. de volksverzekeringen noemen, weten waar de afkorting voor staat, kort de inhoud en de doelgroep van de wet uitleggen.​
  10. De sociale voorzieningen noemen, weten waar de afkorting voor staat, kort de inhoud en de doelgroep van de wet uitleggen.

Slide 5 - Tekstslide

PRINSJESDAG! DE MILJOENENNOTA! 

Slide 6 - Tekstslide

WAT BETAAL IK? 
WAT KRIJG IK?
Er komt veel binnen. Maar er gaat nog meer uit.​


Betaal jij belasting? ​

Komt er belastinggeld bij jou terecht? ​

Direct of indirect? ​






Slide 7 - Tekstslide

Inventarisatie
Maak voor jezelf een zo lang mogelijk lijst van zaken waar jij gebruik van maakt die betaald worden uit de belasting . (5 minuten). ​


Maak in kleine groepjes de lijst compleet. (5 minuten) ​

Welk groepje heeft de meeste items? Klassikaal nabespreken ​




timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Wie leest voor?
Eén van de uitgaven van de overheid is sociale zekerheid​


Binnen een verzorgingsstaat heeft de overheid de taak heeft om de burger op verschillende terreinen een bestaansminimum te bieden als hij daar zelf niet voor kan zorgen. De overheid zorgt dan voor een inkomen, toeslag of voor verzorging. Dit stelsel van wetten dat daarvoor zorgt heeft het stelsel van sociale zekerheid. ​

Slide 9 - Tekstslide

SOLIDARITEIT
Wat is solidariteit? ​

​​Wat heeft dit te maken met sociale zekerheid? 
Welke groepen zijn hierbij betrokken? 
 




Slide 10 - Tekstslide

"Nederland is een verzorgingsstaat, de overheid heeft de zorg voor welvaart en welzijn van de burgers op zich genomen."

 "In de loop der jaren zijn de visies op de verzorgingsstaat drastisch gewijzigd. Niet alleen werd het bestaande model te duur, ook kwamen er andere opvattingen over de verantwoordelijkheid van burgers en de positie van de overheid. Is het bijvoorbeeld terecht dat je wordt doorbetaald als je ziek thuis zit door een sportblessure die je hebt opgelopen in je vrije tijd?"



Slide 11 - Tekstslide

WAAROM LEREN WE DIT?
Waarom moet je als Sociaal Werker bepaalde wetten over sociale zekerheid kennen en kunnen toepassen? ​
Wat heeft sociale zekerheid te maken met de problemen waar je als sociaal werker mee te maken krijgt? 

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag! 
  • ELO
  • Opdracht 1
  • Maak t/m vraag 9

Klassikaal bespreken
Noteer goede antwoorden! 
 

Slide 13 - Tekstslide

SOCIALE VERZEKERINGEN EN SOCIALE VOORZIENINGEN

Slide 14 - Tekstslide

WAT IS HET VERSCHIL? 
Kenmerkend voor de meeste sociale verzekeringen is dat de verzekerden er premie voor betalen. ​
  

Iedereen die een inkomen, een uitkering of een pensioen heeft, betaalt mee aan de sociale verzekeringen. ​



Slide 15 - Tekstslide

WERKNEMERSVERZEKERINGEN EN VOLKSVERZEKERINGEN
Volksverzekeringen zijn bestemd voor iedere ingezetene, dit wil zeggen voor iedereen die legaal in ons land woont. ​


Werknemersverzekeringen zijn, zoals de naam al zegt, bestemd voor werknemers. Werknemers werken op basis van een arbeidsovereenkomst voor een werkgever. We zeggen ook wel dat ze in loondienst werken.​

Slide 16 - Tekstslide

EN SOCIALE VOORZIENINGEN? 
Sociale voorzieningen kun je zien als een vangnet. 
Ze zorgen ervoor dat mensen die geen inkomen of uitkering hebben, toch een minimumbedrag krijgen om in hun levensonderhoud te voorzien. 
Sociale voorzieningen zijn bedoeld om armoede en verpaupering zo veel mogelijk tegen te gaan. 
De bekendste sociale voorziening is de Participatiewet (Bijstand). 


Voor de sociale voorzieningen betalen we geen premie, want de sociale voorzieningen worden gefinancierd uit de algemene (belasting)middelen van de overheid.

Slide 17 - Tekstslide

Volgende les: 
Neem je boek mee! 

Laat het lokaal netjes achter (ramen dicht / zonwering omhoog / rommel in prullenbak) 

Slide 18 - Tekstslide

AAN DE SLAG! 
ELO
Opdracht 1
Maak vraag 9 t/m 20
Klassikaal bespreken
Noteer goede antwoorden! 

Slide 19 - Tekstslide