Week 47 Ne 3K H3 Woordenschat :officieel taalgebruik

Welkom bij de les Nederlands!
Vandaag gaan we H3 woordenschat bespreken
Wat staat er: officieel taalgebruik
Neem blz. 99 voor je en lees alvast de theorie over.
Mevrouw Ori
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom bij de les Nederlands!
Vandaag gaan we H3 woordenschat bespreken
Wat staat er: officieel taalgebruik
Neem blz. 99 voor je en lees alvast de theorie over.
Mevrouw Ori

Slide 1 - Tekstslide

Week 47    Lesdoel 
Aan het eind van deze les kan je officieel taalgebruik herkennen en begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg: officieel taalgebruik
Officieel taalgebruik =
- formele taal betekent nette taal
- gebruikt in officiële brieven, formulieren en teksten

Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

0

Slide 5 - Video

OFFICIEEL TAALGEBRUIK

(FORMEEL)



Lees formele teksten goed. De schrijver gebruikt namelijk ingewikkelde zinnen en moeilijke woorden. Kijk of je snapt wat de schrijver wil zeggen:

Welke informatie wil hij geven, wat wil hij van mij, wat moet ik doen?

Slide 6 - Tekstslide

OFFICIEEL TAALGEBRUIK

(FORMEEL)


Als de betekenis van een moeilijk woord nodig is om de tekst te begrijpen, zoek dat woord op in een woordenboek.


VB:Wanneer u telefonisch contact opneemt met het reparatiecentrum, dient u onze factuur erbij te houden.

Het woord factuur is belangrijk, dat zoek je op: factuur = rekening.

Slide 7 - Tekstslide

OFFICIEEL TAALGEBRUIK

(FORMEEL)


In officiële 

brieven, formulieren en teksten wordt vaak 

formele taal 

gebruikt.

Slide 8 - Tekstslide

Kies de juiste betekenis van:
te allen tijde
A
altijd
B
zulke
C
in het geval
D
toch

Slide 9 - Quizvraag

Lees de tekst op blz. 99

Slide 10 - Tekstslide

Kies de juiste betekenis van:
locatie
A
gevonden
B
plaats
C
in het geval
D
altijd

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis van:
evenement
A
belangrijke gebeurtenis
B
plaats
C
klant
D
persoon die het regelt

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis van:
evenmin
A
zulke
B
toch
C
ook niet
D
in het geval

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis van:
cliënt
A
klant
B
persoon die het regelt
C
plaats
D
belangrijke gebeurtenis

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis van:
indien
A
zulke
B
altijd
C
toch
D
in het geval

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis van:
dergelijke
A
zulke
B
altijd
C
toch
D
in het geval

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis van:
desondanks
A
zulke
B
altijd
C
toch
D
in het geval

Slide 17 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis van:
aangetroffen
A
af te pakken
B
gevonden
C
zulke
D
plaats

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis van:
organisator
A
persoon die het regelt
B
altijd
C
klant
D
belangrijke gebeurtenis

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis van:
te allen tijde
A
altijd
B
zulke
C
in het geval
D
toch

Slide 20 - Quizvraag

Maak de zin simpeler:
De stagiair wordt in de gelegenheid gesteld om in de vorm van een stage, praktische ervaring op te doen.

Slide 21 - Open vraag

Maak de zin simpeler:
Gedurende de stage blijft de stagiair leerling van de school.

Slide 22 - Open vraag

Maak de zin simpeler:
De stagiair verricht zijn werkzaamheden in een werkweek van 20 uur.

Slide 23 - Open vraag

Maak de zin simpeler:
Bij problemen of conflicten tijdens de stage richt de leerling zich in eerste instantie tot de stagebegeleider.

Slide 24 - Open vraag

Maak de zin simpeler:
Ondergetekenden gaan akkoord met de genoemde afspraken.

Slide 25 - Open vraag

Welk woord past in de zin?
Ik heb geen ... aan nog meer uitleg
A
behoefte
B
kick
C
totaal
D
merendeel

Slide 26 - Quizvraag

Welk woord past in de zin?
In een aantal ... bleek dat men het ongeluk niet kon voorkomen.
A
grofweg
B
merendeel
C
totaal
D
gevallen

Slide 27 - Quizvraag

Welk woord past in de zin?
De ... van het evenement bleek een pyromaan te zijn.
A
grofweg
B
organisator
C
gevallen
D
kick

Slide 28 - Quizvraag

Welk woord past in de zin?
Ik begrijp niet dat jij een ... krijgt van hardcore.
A
per saldo
B
organisator
C
gevallen
D
kick

Slide 29 - Quizvraag

Welk woord past in de zin?
Het ... van de inwoners van Rotterdam bezoekt de parade in de binnenstad.
A
per saldo
B
totaal
C
merendeel
D
kick

Slide 30 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van het woord:
Bij Myrthe is online gamen helaas een ... geworden. (verslaven)

Slide 31 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het woord:
Wij doen het zware werk, maar hij ... de winst ... (opstrijken)

Slide 32 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het woord:
Er is een website waarop je zelf je ... kunt testen.
(intelligent)

Slide 33 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het woord:
Waar gaat de .... opbrengt van het goededoelenproject naartoe?
(totaal)

Slide 34 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het woord:
Deze winter verwacht men een periode met ... kou in Nederland.
(extreem)

Slide 35 - Open vraag

Welk woord of welke uitdrukking hoort er niet bij?
circa - exact - grofweg - ongeveer

Slide 36 - Open vraag

Welk woord of welke uitdrukking hoort er niet bij?
negatief - onvoldoende - slecht - uitmuntend

Slide 37 - Open vraag

Welk woord of welke uitdrukking hoort er niet bij?
bijzonder - gewoon - opmerkelijk - speciaal

Slide 38 - Open vraag

Welk woord of welke uitdrukking hoort er niet bij?
diverse - enige - precieze - verschillende

Slide 39 - Open vraag

Welk woord of welke uitdrukking hoort er niet bij?
eveneens - per saldo - tenslotte - totaal

Slide 40 - Open vraag

zijn er nog vragen

Slide 41 - Tekstslide

Placemat invullen : Wat heb je vandaag geleerd?
timer
2:00

Slide 42 - Tekstslide

Aan de slag..
timer
30:00

Slide 43 - Tekstslide

Opdrachten

Je gaat nu de volgende opdrachten maken:

Blz. 99 opdracht 1 t/m 7



B

Slide 44 - Tekstslide

Klaar!

Slide 45 - Tekstslide

Tot de volgende keer!

Slide 46 - Tekstslide