bijwoord

Adverbs vs adjectives
Bijwoorden vs bijvoeglijk naamwoorden
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Adverbs vs adjectives
Bijwoorden vs bijvoeglijk naamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

adjectives
Bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

A nice car
A beautiful  house

Slide 2 - Tekstslide

Bijvoegelijk naamwoord

Wanneer? Om te omschrijven hoe iets is. 

Een bijvoegelijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord


He is a nice guy.

That is a beautiful car.


Slide 3 - Tekstslide

Bijwoorden

Wanneer? Om te zeggen HOE iets gebeurd.

Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord , hele zin of ander bijwoord.


Vorm: bijvoeglijk naamwoord + ly


Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden

I ____________ (sudden) woke up. (werkwoord)

She is ____________ (extreme) happy. (bijvoeglijk naamwoord)

Tom writes __________ (real) quickly. (bijwoord)

Slide 5 - Tekstslide

Plaats van het bijwoord

Altijd voor het hoofdwerkwoord.


We always make our homework.

She often talks to her friend.

Slide 6 - Tekstslide

Uitzondering

Altijd voor het hoofdwerkwoord.

Behalve  als er am-are-is-was-were in de zin staat, dan komt het bijwoord erachter.

Slide 7 - Tekstslide

Waar komt het bijwoord:
We sleep until 9 o'clock. (normally)
A
Voor sleep
B
Na sleep

Slide 8 - Quizvraag

Hoe vorm je een bijwoord?
A
Werkwoord + s
B
bijvoeglijk naamwoord + ly
C
Bijvoeglijk naamwoord+ ing
D
Werkwoord + ing

Slide 9 - Quizvraag

Vul in het bijwoord
We are _________ (extreme) smart.
A
extreme
B
extremly
C
extremely
D
extremaly

Slide 10 - Quizvraag

Waar komt het bijwoord:
They are late. (never)
A
voor are
B
na are

Slide 11 - Quizvraag

Hoe maak je van het volgende woord een bijwoord: Easy

Slide 12 - Open vraag

Hoe maak je van het volgende woord een bijwoord: basic

Slide 13 - Open vraag

Let op:
Eindigend op y --> Y weg en dan ily
Het bijwoord van good --> well 
Bijwoord zegt wat over een werkwoord, ander bijwoord, bijvoegelijk naamwoord of hele zin 

Slide 14 - Tekstslide