4V 11-5

Welkom!
Meld je vast aan bij LessonUp
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Meld je vast aan bij LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Programma

Herhaling 
Uitleg: symbolen, stijlbreuk en ironie
Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel bladzijdes heeft een novelle?
A
Minder dan 80
B
Tussen de 80 en 100
C
Meer dan 100

Slide 3 - Quizvraag

Je kunt personages leren kennen op drie manieren: op basis van analogie, de directe en de ... manier

Slide 4 - Open vraag

Waar bestaat de setting van een verhaal NIET uit?
A
Ruimte
B
Vertelde tijd
C
Historische tijd

Slide 5 - Quizvraag

Bij versnelling is de vertelde tijd korter dan de verteltijd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Een leidmotief is vaak abstract
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

De persoon die vertelt in het verhaal noem je de focalisator
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Welke vertelinstantie is GEEN personage in het verhaal?
A
Auctoriale vertelinstantie
B
Ik-vertelinstantie
C
Personale vertelinstantie

Slide 9 - Quizvraag

Noem één stijlfiguur

Slide 10 - Woordweb

Stijlfiguren
Tegenstelling                                          Pleonasme
Herhaling                                                 Tautologie
Paradox                                                     Hyperbool
Opsomming                                            Retorische vraag
Parallellisme

Slide 11 - Tekstslide

Noem één vorm van beeldspraak

Slide 12 - Woordweb

Beeldspraak
Vergelijking-met-als
Vergelijking-zonder-als
Metafoor
Metonymia
Personificatie
Synesthesie

Slide 13 - Tekstslide

Je krijgt nu 5 vragen met stijlfiguren én vormen van beeldspraak door elkaar. Vul de juiste vorm in.

Slide 14 - Tekstslide

De wind huilt om het huis

Slide 15 - Open vraag

De aanval is de beste verdediging

Slide 16 - Open vraag

Als het gevroren heeft, bind ik standaard mijn ijzers onder

Slide 17 - Open vraag

Bij de voorstelling van die cabaretier heb ik me doodgelachen.

Slide 18 - Open vraag

Hij ging op z'n knieën zitten, rukte zijn pyjama uit en gooide het terzijde als een cowboy zijn hoed.

Slide 19 - Open vraag

Symbolen
Woorden die letterlijk bedoeld zijn, maar ze krijgen voor jou als lezer een diepere betekenis.

Bijvoorbeeld: roos staat voor liefde, duif staat voor vrede, dertien staat voor ongeluk

Slide 20 - Tekstslide

Stijlbreuk
Het doorbreken van een bepaalde stijl

Passages, stijl of woordkeus sluiten niet op elkaar aan.

Slide 21 - Tekstslide

Ironie

Vorm van zelfspot, die mild en niet kwetsend bedoeld is
Vaak wordt het tegenovergestelde gezegd van wat bedoeld wordt

Slide 22 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maken: alle opdrachten van 1 en 2 die je nog niet gemaakt hebt. 
(Als je steeds netjes het huiswerk gemaakt hebt, is dat 1fijk (ef-ie-jee-ka) en 2hi (ha-ie)

Slide 23 - Tekstslide