NOVA H4 samenvatting SE2

Zouten
NOVA Hoofdstuk 4 
1 / 61
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 61 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Zouten
NOVA Hoofdstuk 4 

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je in deze les?
  • Je leert hoe een zout is opgebouwd 
  • Je leert de (verhoudings)formule van een zout opstellen
  • Je leert dat een zoutoplossing stroom kan geleiden
  • Je leert hoe je weet of zouten oplossen
  • Je leert wat er gebeurt bij oplossen en indampen 
  • Je kunt vergelijkingen noteren met hydraten
  • je oefent examenopgaven

Slide 2 - Tekstslide

We delen stoffen in in drie verschillende groepen (zie H3). 
Je herkent de formule van een zout aan de metaalatomen én niet-metaalatomen.

Slide 3 - Tekstslide

Sleep de formules van zouten naar de afbeelding van zoutwinning. Gebruik het Periodiek Systeem

NaCl
HCl
H2S
P2O5
CaO
CO2
Fe2O3
SO3
BaF2
ZnS
SnCl2
K2O

Slide 4 - Sleepvraag

Zouten op microniveau
naam deeltjes: ionen
naam binding: ionbinding

1. stroomgeleiding wordt verklaard door vrij bewegende ionen:
in een vast zout kunnen de ionen niet vrij bewegen, ze zitten in het ionrooster op een vaste plaats. In een gesmolten zout kunnen de ionen wel vrij bewegen.
2. hoog smeltpunt wordt verklaard door sterke ionbinding

Slide 5 - Tekstslide

Zouten ontstaan door een reactie tussen metaalatomen en niet-metaalatomen
Beide atomen willen edelgasconfiguratie

M-atoom staat elektron af aan NM-atoom
Metaalatoom          Niet-Metaalatoom 

Slide 6 - Tekstslide

Zouten zijn opgebouwd uit ionen
e- minder dan p+ 
in de kern =
positief ion
e- meer dan p+ 
in de kern =
negatief ion

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdstuk 4 Zouten
Leer de namen, formules en ladingen van ionen uit je hoofd en leer verhoudingsformule van een zout opstellen
uitlegfilmpje opstellen verhoudingsformule op volgende dia

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Samengestelde ionen
Een samengesteld ion is een groepje atomen met een lading
het totale aantal protonen van het hele groepje is niet gelijk aan het totale aantal elektronen

Slide 10 - Tekstslide

Aantal p en e berekenen
Bereken het aantal protonen en elektronen van een ammoniumion (NH4+)
stap 1: hoeveel protonen heeft een N-atoom? en een H-atoom?
stap 2: hoeveel N- en H-atomen heeft ammonium? Dus hoeveel protonen zijn er in totaal?
stap 3: wat is de lading van een ammoniumion? Hoeveel elektronen zijn er dus in een ammoniumion?

Slide 11 - Tekstslide

uitwerking
stap 1:  N = 7 protonen en H = 1 proton
stap 2: 1x N en 4xH, dus 1x7 + 4x1 = 11 protonen in totaal
stap 3: lading = +1, dus er is 1 elektron minder dan protonen. Er zijn dus 10 elektronen in een ammoniumion aanwezig

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat gebeurt er bij het oplossen van een zout?
vast keukenzout NaCl(s)

Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

bij opLOSsen laten de ionen elkaar LOS
de watermoleculen omringen de ionen = hydratatie
de O-atomen wijzen naar het positieve ion
De H-atomen wijzen naar het negatieve ion

Slide 16 - Tekstslide

Oplosvergelijkingen
Het oplossen van calciumchloride  

                        (s)  -->  Ca2+ (aq) + 2 Cl- (aq)

Schrijf in je schrift de oplosvergelijking van natriumchloride, NaCl(s)
CaCl2
CaCl2

Slide 17 - Tekstslide

Oplosvergelijkingen
Het oplossen van calciumnitraat 

                        (s)  -->  Ca2+ (aq) + 2 NO3- (aq)

Schrijf in je schrift de oplosvergelijking van natriumsulfaat, Na2SO4
Ca(NO3)2
Ca(NO3)2

Slide 18 - Tekstslide

antwoord
NaCl(s) --> Na+(aq) + Cl-(aq)
Na2SO4(s) --> 2 Na+(aq) + SO42-(aq)

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Oplosbaarheidsregel
Alle 
kaliumzouten
natriumzouten
ammoniumzouten
zouten met nitraat
zijn ALTIJD GOED OPLOSBAAR
NOTEER EN LEER
UIT JE HOOFD!!

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Indampen
  • Tegenovergestelde van oplossen
  • Oplossing wordt verwarmd 
  • Water verdampt (en gaat dus weg)
  • Vast zout blijft over

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Indampvergelijkingen
Omgekeerde van oplosvergelijkingen
2 NO3- (aq) + Ca2+ (aq) -->                      (s)

Schrijf in je schrift de indampvergelijking van een oplossing van calciumchloride 
Ca(NO3)2

Slide 25 - Tekstslide

antwoord
Ca2+(aq) + 2 Cl-(aq) --> CaCl2(s)

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

leerdoelencheck (1)
reproductie en eenvoudige toepassing om te controleren of je de stof hebt geleerd

Slide 28 - Tekstslide

Geleidt deze stof stroom?
C6H12O6(aq)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 29 - Quizvraag

Welke deeltjes zorgen voor stroomgeleiding in een zoutoplossing?
A
atomen
B
moleculen
C
ionen
D
elektronen

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van aluminiumchloride?
A
AlCl (s)
B
AlCl2
C
AlCl3 (s)
D
Al2Cl3 (s)

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van magnesiumfosfaat?
A
MgPO4 (s)
B
Mg(PO4)2 (s)
C
Mg3(PO4)2 (s)
D
Mg2(PO4)3 (s)

Slide 32 - Quizvraag

Wat betekent (III) in ijzer(III)oxide?
A
er zijn 3 ijzerionen
B
er zijn 3 oxide-ionen
C
de lading van Fe is 3+
D
de lading van oxide is 3-

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de juiste naam van het zout FeO?

Tip: kijk naar de lading van oxide om te weten wat de lading van het ijzerion moet zijn
A
ijzeroxide
B
ijzer(II)oxide
C
ijzerdioxide
D
di-ijzeroxide

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de juiste verhoudingsformule van tin(II)jodide ?
A
Sn2I2
B
Sn2I
C
SnI2
D
SnI

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de juiste verhoudingsformule van lood (IV) oxide ?
A
Pb2O2
B
Pb2O
C
PbO2
D
PbO

Slide 36 - Quizvraag

Geef de verhoudingsformule van:
1. magnesiumoxide
2. aluminiumoxide
3. uraan(VI)fluoride
4. koper(I)sulfide

Slide 37 - Open vraag

Geef de juiste naam van de volgende zouten:


Hg2O
Fe2S3
Ag2S
PbBr4

Slide 38 - Open vraag

Welke lading krijgt een atoom als hij 2 elektronen afstaat?
A
2+
B
2-

Slide 39 - Quizvraag

Welke lading krijgt een atoom als hij 2 elektronen opneemt?
A
2+
B
2-

Slide 40 - Quizvraag

Bereken het aantal protonen en elektronen in een carbonaation

Slide 41 - Open vraag

Wat gebeurt er op microniveau bij het oplossen van een zout?
A
de ionen gaan harder trillen
B
de ionen laten elkaar los en gaan vrij bewegen
C
de ionen gaan in een rooster zitten
D
de zoutkorrels verdwijnen

Slide 42 - Quizvraag

Vast 
zout
Zout-
oplossing
vast zout = verhoudingsformule
Opgelost zout = losse ionen
Alleen bij losse ionen de fase  (aq)
Bij de verhoudings-formule de fase (s)
Hydratatie van ionen
Stroomgeleiding bij vrij bewegende ionen

Slide 43 - Sleepvraag

Wat wordt bedoeld met een "verzadigde" oplossing?

Slide 44 - Open vraag

Wat is de oplosbaarheid van
in water?
AgI
A
s
B
m
C
g
D
-

Slide 45 - Quizvraag

Welke 3 positieve ionen geven altijd een goed oplosbaar zout? Gebruik Binas 45A

Slide 46 - Open vraag

Welk negatief ion geeft altijd een goed oplosbaar zout? Gebruik Binas 45A

Slide 47 - Open vraag

Geef de systematische (=rationele) naam van bitterzout. Gebruik Binas 66

Slide 48 - Open vraag

Geef de vergelijking voor het indampen (drogen) van bitterzout. Geef ook de fase-aanduidingen

Slide 49 - Open vraag

leerdoelencheck(2)
heb je de stof begrepen en kun je deze ook in nieuwe situaties toepassen?
Maak de volgende twee examenopgaven.
de antwoorden staan aan het eind van elke opgave.

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Tekstslide

uitwerking

Slide 56 - Tekstslide

Slide 57 - Tekstslide

Slide 58 - Tekstslide

Slide 59 - Tekstslide

Slide 60 - Tekstslide

Slide 61 - Tekstslide