Weer totaal

Weer en Klimaat
Weer en Klimaat
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Weer en Klimaat
Weer en Klimaat

Slide 1 - Tekstslide

barometer

Slide 2 - Tekstslide

Manometer
Meet overdruk en onderdruk:

Overdruk: lucht in een band

Onderdruk: lucht in vacuüm

Slide 3 - Tekstslide

Met een manometer meet je de luchtdruk

Overdruk = verschil tussen luchtdruk buiten en de druk in bijvoorbeeld de band

Absolute druk = luchtdruk + overdruk


Onderdruk = verschil tussen de druk onder bijvoorbeeld een stolp en de lucht druk buiten

Absolute druk = luchtdruk - onderdruk

Slide 4 - Tekstslide

Eenheden om de luchtdruk te meten

De luchtdruk (10 N/cm2) wordt ook gemeten in bar of millibar.

De luchtdruk is dan 1 bar of 1000 mbar.


De luchtdruk wordt ook in Pascal of hecto-Pascal gemeten. (1 Pa = 1 N/m2)

De luchtdruk op aarde is dan 100 000 Pa of 1000 hPa.

1 mbar = 1 hPa



Slide 5 - Tekstslide

Omrekenen
  • 1 atm = 1 bar
  • 1 bar = 1000 mbar
  • 1 mbar = 100 Pa

Slide 6 - Tekstslide

Temperatuur

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Vloeistof thermometer

Slide 9 - Tekstslide

Bimetaal thermometer

Slide 10 - Tekstslide

Waterdamp is onzichtbaar

          Dauw                         Rijp                           Ijzel

Slide 11 - Tekstslide

Rijp
Dauw
IJzel
Regen valt op bevroren grond en bevriest (lucht boven en grond onder 0 graden Celsius)
Waterdamp in de lucht bevriest direct op voorwerpen (temperatuur onder 0 graden Celsius)
Waterdamp uit de lucht vormt druppeltjes op voorwerpen (temperatuur boven 0 graden Celsius)

Slide 12 - Sleepvraag

Faseovergangen
Faseovergangen

Slide 13 - Tekstslide

Dauwpunt
Het dauwpunt is de maximale
hoeveelheid waterdamp
die bij een bepaalde
temperatuur in de lucht kan
zitten. Zit er meer waterdamp in?
Dan condenseert die waterdamp,
dan krijg je een wolk

Slide 14 - Tekstslide

Drie verschillen typen wolken:
- gelaagde bewolking op een en hetzelfde niveau
- stapelwolken die zich meer in de hoogte leken te ontwikkelen en
- bewolking met een meer vezelachtige structuur.
Hoe warmer de lucht, hoe meer waterdamp aanwezig.

Overdag is het warm: lucht neemt veel waterdamp op.
's Nachts koelt het af: lucht kan niet meer alle waterdamp behouden. Het teveel condenseert tot waterdruppeltjes. Dit is dauw. De temperstuur waarop dit gebeurt, is het dauwpunt. Hoe minder waterdamp in de lucht, hoe lager het dauwpunt.


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Onweer

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Versterkt broeikaseffect
Door de verbranding van fossiele brandstoffen komt er steeds meer CO2 in de lcuht, waardoor er meer warmte wordt vastgehouden. Dit is het versterkte broeikas effect. Dit is een mondiaal (wereldwijd) probleem. De temperatuur op aarde stijgt, waardoor het klimaat overal verandert; het wordt warmer.

Slide 19 - Tekstslide

Broeikasgassen zijn:
  • Waterdamp
  • Metaan
  • Koolstofdioxide
  • Ozon

Slide 20 - Tekstslide

Broeikasgassen
  • Koolstofdioxide
  • Waterdamp
  • Methaan (komt vrij door o.a. veeteelt)

Slide 21 - Tekstslide

Gevolgen versterkt broeikaseffect

Verandering van het klimaat
- zeespiegelstijging
- woestijnvorming
- extreem weer
- uitsterven (of toenemen) van planten- en diersoorten

Slide 22 - Tekstslide