Spelling 5.5 vmbo jaar 1 (periode 2)

Even herhalen. Wat is ook alweer?
WW
TT
VT
?
PV
VD
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Even herhalen. Wat is ook alweer?
WW
TT
VT
?
PV
VD

Slide 1 - Tekstslide

De ik-vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd (TT)

De stam is het hele werkwoord zonder -en. 
De stam van het werkwoord brengen is dus: ik breng.
De stam en de ik-vorm zijn niet altijd gelijk!
Bij sommige werkwoorden veranderen er letters wanneer je de ik-vorm moet opschrijven:
 



letter erbij 
letter eraf  
v wordt f
z wordt s
koken – ik kook 
stoppen- ik stop
graven- ik graaf
wijzen-ik wijs

Slide 2 - Tekstslide

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep

geven : wij geven - wij gaven

kruipen : zij kruipen - zij kropen

Slide 3 - Tekstslide

ZWAKKE

werkwoorden


de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

Slide 4 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


In het enkelvoud: stam + te / stam + de


In het meervoud: stam + ten / stam + den

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Is
VERVEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Is
FIETSEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Is
SCHRIKKEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Is
BIJTEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

MAKEN
VT - Ik ..... mijn huiswerk
A
maakde
B
maakden
C
maakte
D
maakten

Slide 12 - Quizvraag

HALEN
VT - Jij ..... op tijd de finish
A
haalde
B
haalden
C
haalte
D
haalten

Slide 13 - Quizvraag

GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos
A
grenste
B
grensten
C
grensde
D
grensden

Slide 14 - Quizvraag

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden
C
doodde
D
doodden

Slide 15 - Quizvraag

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk
A
lifte
B
liften
C
liftte
D
liftten

Slide 16 - Quizvraag

LEIDEN
VT - De gids ..... ons door de diepe grot
A
leide
B
leiden
C
leidde
D
leidden

Slide 17 - Quizvraag

Voltooid deelwoord:
Het voltooid deelwoord heeft een aantal kenmerken:
  • Het geeft aan dat iets voltooid is (het is klaar of voorbij)
  • Het kan niet van tijd veranderen
  • Meestal staat er een hulpwerkwoord bij (hebben, zijn of worden)
  • Veel voltooide deelwoorden beginnen met de voorvoegsels ge-, be-, of ver- of -ont.

Voorbeeld: Bram heeft gelachen.  

Slide 18 - Tekstslide

Voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord heeft een aantal kenmerken:
  • Het geeft aan dat iets voltooid is (het is klaar of voorbij)
  • Begint vaak met ver, be, ge, her, ont
  • Gaat samen met de persoonsvorm hebben, zijn of worden.
Voorbeeld
Wij hebben gisteren uitgeslapen.
De leerlingen hebben hard gewerkt.

Door het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden langer te maken hoor je of het een -d of 
-t krijgt of gebruik het T eX KoSCHiP

Slide 19 - Tekstslide

Een voltooid deelwoord mag je langer maken
om te horen waar het op eindigt
Ik heb gewerkt – gewerkte
Mijn horloge is ontvreemd - ontvreemde
Als je het niet hoort, gebruik je ‘t ex kofschip
Ik ben gisteren verhuis? – verhuiste/verhuisde
Verhuizen –en = verhuiz  z = niet in ‘t ex kofschip  verhuisd

Een voltooid deelwoord mag je langer maken
om te horen waar het op eindigt


Ik heb gewerkt – gewerkte

Als je het niet hoort, gebruik je ‘T eX KoFSCHiP
Ik ben gisteren verhuis? 
Verhuizen –en = verhuiz --> z = niet in ‘T eX KoFSCHiP --> verhuisd

Slide 20 - Tekstslide

Schrijf het juiste antwoord van het voltooid deelwoord op: In Zwolle zijn drie grote bronzen beelden (roven)

Slide 21 - Open vraag

Er is iets in Zwolle (gebeuren)

Slide 22 - Open vraag

Gebeurt/gebeurd
Er is iets in Zwolle gebeurd --> Voltooid deelwoord

Wat gebeurt er in London? --> Tegenwoordige tijd --> stam + t

Slide 23 - Tekstslide

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Aan de slag!
Opdracht 1 t/m 5 van Spelling 5.5
Wat?
Met wie?
Hulp?

Eerder klaar?
En daarna?


Zelfstandig of met een maatje
timer
15:00
Stel maar vragen
Lezen
De camera en geluid mogen uit.
Houd de chat in de gaten!

Slide 24 - Tekstslide

Zijn er vragen en wat vind je van werken online?
Probeer de regel 
Vragen
Hoever ben je met je opdrachten?

Slide 25 - Tekstslide

sterke werkwoorden
Sterk om van klank te veranderen in de verleden tijd.
eten -aten-gegeten
springen-sprong-gesprongen
vliegen-vlogen-gevlogen
snijden-sneden-gesneden

Welke uitgang?
Kijk naar verleden tijd MV. Je hoort dan een -t of -d

zwakke werkwoorden
In de verleden tijd uitgang (stam) op te(n) of de(n)


T eX KoSCHiP
Ja-> te(n)
Nee-> de(n)



Slide 26 - Tekstslide

voltooid deelwoord   
sterke werkwoorden
veranderen van klank
zwakke werkwoorden
ge+stam+t/d
Er zijn geen regels voor het vervoegen van sterke werkwoorden. 
Je moet ze onthouden. 

Zij hebben gelopen.
De kast is verkocht.
Dat hebben wij vermeden. 
Ik ben verrast. 

woorden met ver- her- ont- be- of -er krijgen geen ge- extra ervoor
Bij het voltooid deelwoord gebruik je het 't ex-kofschip 
om zeker te weten of je een t of een d moet schrijven. 
Vaak wordt het voorvoegsel ge- voor de stam van het werkwoord geplaatst en komt er een d of t achter. 
veel werkwoorden die beginnen met be-, er-, ge-, her-, ont- of ver-: bewonen - bewoond, erkennen - erkend, gebeuren - gebeurd, herinneren - herinnerd, ontdekken - ontdekt, verdelen - verdeeld
In een zin met een voltooid deelwoord 
is de persoonsvorm een hulpwerkwoord. 
Wij hebben de tas gevonden. 
Ik ben verrast. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

V.d. bijvoeglijk gebruikt
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

 
Staat altijd voor het zelfstandig naamwoord

De geverfde muur
De gelakte tafel

Slide 33 - Tekstslide

Schrijfwijze is altijd zo kort mogelijk! (tenzij de
uitspraak hierdoor verandert)
De gestrande olietanker
Het verzette uur

Slide 34 - Tekstslide