Microbiologie 1 - Les 8 7 levensvoorwaarden

Microbiologie 1

Les 8 
De 7 Levensvoorwaarden


I.O. Smaakpolitie
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
VoedingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Microbiologie 1

Les 8 
De 7 Levensvoorwaarden


I.O. Smaakpolitie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning
  • De 7 levensvoorwaarden;
  • De invloed op de groei van de micro-organismen.
  • Aan de slag! 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:

- Kan jij de 7 levensvoorwaarden uitleggen
- Kan jij de invloed van de 7 levensvoorwaarden op de groei uitleggen.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Vorige les?

Op de volgende 8 sheets vind je vragen over les 4 + 5 van periode 1, 
de 7 levensvoorwaarden voor m.o.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem de 7 levensvoorwaarden voor m.o.

Slide 5 - Open vraag

pH, Aw, Zuurstof, voeding, osmotische waarde, temperatuur en gifstoffen.
Hoe noemen we een m.o. dat perse zuurstof nodig heeft om te kunnen leven?
A
aeroob
B
anaeroob
C
facultatief aeroob
D
facultatief anaeroob

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe worden koelkastbedervers ook wel genoemd?
A
mesofiel
B
psychrofiel
C
thermofiel
D
hitte-resistent

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk m.o. kan nog leven bij een pH waarde van 1?
A
bacteriën
B
gisten
C
schimmels
D
geen van de genoemde soorten

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke pH-waarde kunnen ziekmakende bacteriën niet meer leven?
A
pH < 7
B
pH = 7
C
pH < 4,5
D
pH = 6

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke 2 stoffen hebben invloed op de osmotische waarde?

Slide 10 - Open vraag

suiker, zout
Wat is een hypertone oplossing?
A
Een oplossing waarin net zoveel zout zit als in de bacteriecellen
B
Een oplossing waarin meer zout zit als in de bacteriecellen.
C
Een oplossing waarin minder zout zit als in de bacteriecellen.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stoffen kunnen een gifstof voor m.o. zijn?
A
Antibiotica
B
Conserveermiddelen
C
Desinfectiemiddelen
D
Alle drie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 13 - Video

de studenten gaan zelf hier mee aan de slag.
03:18
Opdracht
Welk twee levensvoorwaarden ontbreken

Slide 14 - Tekstslide

pH en gifstoffen
00:00
Opdracht
jij bekijkt de film en noteert de levensvoorwaarden.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7 levens/groeivoorwaarden

  • Voedsel
  • Water (Aw-waarde)
  • Temperatuur 
  • Zuurstof
  • Zuurgraad (pH)
  • Osmotische waarde (opgeloste stoffen: suiker en zout)
  • Afwezigheid van gifstoffen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Per levensvoorwaarde:
  1. Uitleg over de levensvoorwaarde;
  2. Eigenschappen van de levensvoorwaarde;
  3. Invloed op de groei van het micro-organisme;
  4. 3 voorbeelden van producten.
Afsluiten met een presentatie (volgende les)
timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide

verdeel de levensvoorwaarden over de groepjes.
Volgende les
Presentaties

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedsel
  • Suikers (bron van koolstof (C)) zetmeel.
  • Eiwitten en aminozuren (bron van stikstof (N)) Bouwstoffen

  • Door te reinigen kunnen we het voedsel voor micro-organismen verwijderen en zo de groei tegen houden.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Water/Vocht
  • Water is bouwstof: 80 à 90 % van de bacteriecel is water.

  • Meer vocht geeft meer kans op de groei van micro-organismen.
  • In een droge omgeving kunnen micro-organismen moeilijk groeien.

  • Aw-waarde (tussen 0 en 1) is een maat voor vrij vocht, vocht dat beschikbaar is voor micro-organismen. 
Hoge Aw-waarde = groei m.o.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aw waarde
  1. Vochtgehalte = Vrij water + Gebonden water
  2. Hoe minder vocht?

Slide 21 - Tekstslide

1 Drogen
2 Hoe vocht binden: toevoegen van vochtbindende stoffen.
Aw-waarden

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Zoek de Aw-waarden op van de volgende producten.
drop
melk
bonbon
brood
Geef aan welke micro-organismen kunnen er groeien.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Temperatuur
Elk bacterie heeft zijn eigen optimum-leeftemperatuur.

Bij de optimum leeftemperatuur
groeit de bacterie het snelst, deze
deelt zich dan elke 20-30 minuten.

Slide 24 - Tekstslide

Optimum groeitemperatuur
De invloed van de temperatuur op de groei is zeer groot. Bacteriën groeien het snelst
waar een lekkere temperatuur heerst. Maar wat ‘lekker’ is, verschilt per bacteriesoort.
Sommige micro-organismen groeien het beste bij een hoge temperatuur, andere bij
een lage temperatuur. Voor elke soort is er een groeitemperatuur waarbij hij zich het
best vermeerdert: de optimum groeitemperatuur. Bij een hogere of lagere temperatuur
verloopt de groei moeilijker
Temperatuur
Op basis van de 
leeftemperatuur
kun je m.o. indelen
in 3 groepen:
- psychrofiel
- mesofiel
- thermofiel

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Temperatuur - Laag
  • Bij lagere temperaturen kunnen micro-organismen slecht       groeien (koeling / vriescel).
  • Micro-organismen gaan in de vriezer niet dood, maar       groeien ook niet, groei ligt stil. 

  • Voorkom onnodig opwarmen van product.
       Waarom is dat?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Temperatuur - Hoog
  • Bij hoge temperaturen worden micro-organismen gedood.

  • Sommige bacteriën zijn hitteresistent, ze kunnen een pasteurisatie   overleven. Deze bacteriën kun je dan alleen doden door een sterilisatie   toe te passen.

  • Hoge temperaturen hebben invloed op de structuur, 
       kleur, geur en smaak van het product.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Temperatuur - Hoog
  • Pasteurisatie (>70°C tot 80°C) doden van ziekte verwekkende (pathogeen) micro-organismen.

  • Sterilisatie (121,1°C - 2,4 minuten) dood alle micro-organismen en hun sporen.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zuurstof
  • Aëroob: m.o. heeft zuurstof nodig om te kunnen leven. Zonder zuurstof gaat het m.o. dood.

  • Anaëroob: m.o. kan alleen leven als er geen zuurstof aanwezig is. Met zuurstof gaat het m.o. dood.

  • Facultatief anaëroob: m.o. kan zowel met als zonder zuurstof leven.



Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zuurstof

  • Schimmels hebben zuurstof nodig.
  • Na vacuüm verpakken (of gas-verpakken) mag er geen rest-zuurstof meer aanwezig zijn, zodat je zeker weet dat er geen schimmelgroei meer kan ontstaan.
  • Sommige micro-organismen kunnen zonder zuurstof leven (melkzuurbacteriën).



Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zuurgraad (pH)

De pH wordt uitgedrukt in een getal tussen 0 en 14.
Bij pH 7 spreken we over neutraal
een pH < 7 noemen we zuur
een pH > 7 noemen we basisch (loog).

Levensmiddelen zijn pH neutraal of zuur.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zuurgraad (pH)
  • De meeste micro-organismen leven het beste bij een pH neutraal. Hoe lager de pH, hoe moeilijker het voor micro-organismen is om te kunnen groeien. 
  • pH < 4,5: kunnen ziekmakers niet meer groeien.
  • pH > 8, smaakt naar zeep, komt niet voor in een levensmiddel.


Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zuurgraad (pH)
Bij een pH lager dan < 4,5 kunnen ziekmakende bacteriën niet meer leven.

Om een zuur product lang houdbaar te maken is pasteuriseren voldoende.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zuurgraad (pH)

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Osmotische waarde (opgeloste stoffen)
  • In de natuur willen stoffen zich altijd gelijk verdelen over een vloeistof (diffusie). Dit streven blijft ook bestaan bij een celmembraan als scheidingswand. Als er een concentratieverschil is zal de natuur trachten dit verschil teniet te doen. 

  • Omdat opgeloste stoffen niet door het membraan kunnen naar de laagste concentratie, zal de hoogste concentratie zich gaan verdunnen. Vocht gaat dus altijd naar de hoogste concentratie opgeloste stoffen.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Osmotische waarde

Slide 38 - Tekstslide

Als een bacterie in een oplossing komt, zijn er drie mogelijkheden:
1 De oplossing is sterker geconcentreerd dan die van het protoplasma in de
bacteriecel. Dit noemen we een hypertone oplossing. Het water gaat naar de omgeving met de hoogste concentratie. Dat betekent dat vocht uit de bacterie naar de omringende oplossing gaat. De bacterie droogt uit en sterft.

2 De oplossing is zwakker dan de oplossing in de cel. Dit noemen we een hypotone oplossing. Opnieuw gaat het vocht naar de omgeving met de hoogste
concentratie. De hoogste concentratie is ditmaal de bacteriecel. In een hypotoon
milieu gaat de bacterie zwellen en zal uiteindelijk knappen.
In het microbiologisch practicum is dit van belang. We mogen bacteriën nooit
in puur water verdunnen maar gebruiken altijd een fysiologische zoutoplossing.

3 De oplossing is even sterk als die van het protoplasma in de bacteriecel. Dit
noemen we een isotone oplossing. De bacteriecellen lijden geen osmotisch
waterverlies of nemen geen water op.

Een zeer veel gebruikte isotone verdunningsvloeistof in de microbiologie heet peptonfysiologische-zoutoplossing, afgekort PFZ-oplossing
Welke natuurlijke stoffen die vocht uit het product trekken worden bij de bereiding van voeding gebruikt?

Slide 39 - Open vraag

suiker en zout
Osmotische waarde
Zouten of pekelen: Hoger zout% betekent minder groei 
van micro-organismen. 
Voorbeelden: pekelen van kaas, vlees of vis.

Konfijten: Hoger suiker% betekent minder groei van
micro-organismen. Voobeelden: konfijten van stukjes
fruit en het maken van jam.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je in het ziekhuis een infuus krijgt met een zoutoplossing/vocht. Welke soort oplossing is deze vloeistof dan?
A
Hypotoon
B
Hypertoon
C
Isotoon
D
Geen van allen.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afwezigheid gifstoffen
  • Conserveermiddelen zijn giftige stoffen voor micro-organismen.

  • Penicilline in melk is een gifstof voor de bacteriën die nodig zijn om de melk te verzuren bij bijvoorbeeld de bereiding van kaas.

  • Desinfectiemiddelen zijn gifstoffen voor m.o.
       Voorbeelden: alcohol, chloor, jodium, waterstofperoxide.



Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ter afsluiting. Kun je de 7 levens-voorwaarden voor m.o. noemen?

Slide 43 - Open vraag

De 7 levensvoorwaarden zijn:
- water
- voeding
- temperatuur
- zuurgraad (pH)
- zuurstof
- osmotische waarde
- afwezigheid van gifstoffen
Conserveren
  • Conserveren is het langer houdbaar maken van voeding.

  • Om producten langer houdbaar te maken kun je dus "spelen" met de levensvoorwaarden. Je kunt het een m.o. moeilijk maken door ervoor te zorgen dat de leefomstandigheden niet optimaal zijn.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke conserveringstechnieken ken je?

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welke levensvoorwaarde heeft de techniek drogen te maken?

Slide 46 - Open vraag

Drogen = vocht
Met welke levensvoorwaarde heeft de techniek roken te maken?

Slide 47 - Open vraag

Roken = giftige stoffen
Met welke levensvoorwaarde heeft de techniek pasteuriseren te maken?

Slide 48 - Open vraag

Pasteuriseren = temperatuur
Sleep de juiste techniek naar de juiste lev.voorwaarde.

Zuurstof
Zuurgraad
Temperatuur
Osmotische waarde
Pekelen
Steriliseren
Azijn toevoegen
fermenteren
Konfijten
Vacumeren
Gasverpakken
Invriezen

Slide 49 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens het practicum AGF heb je appelmoes gemaakt. Waarom bederft appelmoes niet snel? Met welke levensvoorwaarden heeft dit te maken?

Slide 50 - Open vraag

Appelmoes:
- zuur = zuurgraad
- verhit en gepasteuriseerd = temperatuur
- suiker in appel en toegevoegd = osmotische waard

- Luchtdicht verpakken is alleen als ook gepasteuriseerd is  anders niet. = zuurstof
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun jij uitleggen:

  • De 7 levensvoorwaarden.
  • De invloed van de 7 levensvoorwaarden op de groei.



Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies