M3 Test deeltoets 3

DEELTOETS 3

lezen en woordenschat
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

DEELTOETS 3

lezen en woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

LEZEN

Slide 2 - Tekstslide

Waarom maakt een schrijver gebruik van signaalwoorden in teksten?

Slide 3 - Open vraag

Noem drie signaalwoorden voor een opsomming.

Slide 4 - Open vraag

Noem drie signaalwoorden voor een tegenstelling.

Slide 5 - Open vraag

Noem drie signaalwoorden voor een voorbeeld (toelichting).

Slide 6 - Open vraag

Lees de tekst

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 8 - Open vraag


Waarom wilde Ibrahim graag stage lopen in het buurthuis? Geef drie redenen.

Slide 9 - Open vraag


Noteer uit alinea 2 drie signaalwoorden.

Slide 10 - Open vraag

Welke twee activiteiten voerde Ibrahim op zijn stage uit?

Slide 11 - Open vraag


Noteer een tegenstelling uit alinea 4.

Slide 12 - Open vraag

Lees de tekst oriënterend.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 14 - Open vraag

Lees de tekst precies.

Slide 15 - Tekstslide

Welk verband volgt na de eerste zin van alinea 2?
A
voorbeeld
B
opsomming
C
tegenstelling

Slide 16 - Quizvraag

Met welke verschillende kanten van het beroep maak je kennis tijdens een snuffelstage?

Slide 17 - Open vraag

Wat leer je niet tijdens een snuffelstage?

Slide 18 - Open vraag

Welke twee verbanden staan in alinea 3?

Slide 19 - Open vraag

Wat leer je in een beroepsvoorbereidende stage?

Slide 20 - Open vraag

Wat is het doel van een plaatsingsstage?

Slide 21 - Open vraag

Waarom hebben sommige scholen ook interne stages?

Slide 22 - Open vraag

Wat is het verband tussen de eerste en de tweede zin van alinea 6?
A
voorbeeld
B
opsomming
C
tegenstelling

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Als je stage loopt in het vmbo, moet je aan verschillende zaken denken.
B
Hoe een stage in de praktijk ingevuld wordt, verschilt per opleiding.
C
In het vmbo kun je verschillende soorten stages lopen.

Slide 24 - Quizvraag

WOORDEN-

SCHAT

Slide 25 - Tekstslide

Kies de juiste betekenis bij de uitdrukking:

in de soep gelopen
A
mislukt
B
goed rondkijken
C
genoeg geld verdiend
D
een geheim verklapt

Slide 26 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis bij de uitdrukking:

je ogen goed de kost geven
A
mislukt
B
goed rondkijken
C
van mijn stuk brengen
D
onthoud goed

Slide 27 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis bij de uitdrukking:

mijn mond voorbij gepraat
A
van mijn stuk brengen
B
een geheim verklapt
C
mislukt
D
genoeg geld verdiend

Slide 28 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis bij de uitdrukking:

niet uit het veld slaan
A
van mijn stuk brengen
B
een geheim verklapt
C
goed rondkijken
D
genoeg geld verdiend

Slide 29 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis bij de uitdrukking:

knoop dat goed in je oren
A
mislukt
B
een geheim verklapt
C
goed rondkijken
D
onthoud goed

Slide 30 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis bij de uitdrukking:

schaapjes op het droge
A
genoeg geld verdiend
B
een geheim verklapt
C
goed rondkijken
D
van mijn stuk brengen

Slide 31 - Quizvraag

De tijd die ik overheb om de woordjes voor Engels te leren, is heel beperkt.
Beperkt betekent ...

Slide 32 - Open vraag

Tijdens haar spreekbeurt geeft Isa een toelichting bij de keuze van een Nederlands boek.
Toelichting betekent ...

Slide 33 - Open vraag

De leerlingen ondervinden veel last van de maaimachine, ze zijn bezig met een repetitie voor scheikunde.
Ondervinden betekent ...

Slide 34 - Open vraag

De optocht heeft veel last van de wind en regen: de stoet vordert langzaam.
Vordert betekent ...

Slide 35 - Open vraag

De gemeente is voor het handhaven van het parkeerverbod, hoewel veel mensen er niet mee eens zijn.
Handhaven betekent ...

Slide 36 - Open vraag

Mijn vader gaat opnieuw studeren nu hij zijn baan verloren heeft, een dergelijke beslissing is niet makkelijk.
Dergelijk betekent ...

Slide 37 - Open vraag

Wat betekent secuur?


Slide 38 - Open vraag

Wat betekent cruciaal?


Slide 39 - Open vraag

Wat betekent permanent?


Slide 40 - Open vraag

Lees de tekst.

Slide 41 - Tekstslide

Noteer een synoniem voor stagebegeleider.

Haal het antwoord uit de tekst.

Slide 42 - Open vraag

Welk woord herken je in het woord stagiair?


Slide 43 - Open vraag

Geef een voorbeeld van gezond werken.

Het antwoord moet passen in de context van de tekst.


Slide 44 - Open vraag

Hoe denk je dat je deze test hebt gemaakt? Is het voldoende? Leg uit.

Slide 45 - Open vraag

Wat heb jij nog nodig of moet je nog doen om de deeltoets 3 goed te maken?

Slide 46 - Open vraag

EINDE

Slide 47 - Tekstslide