Thema 6: toekomst

Thema 6: Toekomst
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 6: Toekomst

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 
Lezen
Doel
  •  Je weet wat een argument is.
  • Je kunt een argument in een tekst vinden.
  • Je weet wat een mening is.
  • Je kunt een mening in een tekst vinden.

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg
Mening = iets dat iemand vindt.


Slide 3 - Tekstslide

Uitleg
Argument = reden die voor een mening gegeven wordt.


Slide 4 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 1, 2 en 3 op blz 249 t/m 252


Slide 5 - Tekstslide

Thema 6: Toekomst
H 1: Belangrijke woorden
H 2: Spelling en grammatica
H 3: Lezen
H 4: Schrijven
H 5: Spreken en luisteren
H 6: Spannende verhalen
H 7: Samenwerken en overleggen

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdstuk 5
Doel
Doel
  •  Je weet wat actief luisteren is.
  • Je kijkt intensief naar een presentatie en beantwoordt hier vragen over.

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg
Actief luisteren 

Beargumenteren waarom je iets vindt.

We lezen blz 288.

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg
Communiceren.
Boodschap.
Zender.
Ontvanger.
Gespreksdoel.

We lezen blz 294.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 1 op blz 289 t/m 190.

Gebruik hele zinnen!

Daarna maken we samen opdracht 2 op blz. 291 t/m 293.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 3 en 4  op blz 294 t/m 301.

Gebruik hele zinnen!


Slide 11 - Tekstslide

Thema 6: Toekomst
H 1: Belangrijke woorden
H 2: Spelling en grammatica
H 3: Lezen
H 4: Schrijven
H 5: Spreken en luisteren
H 6: Spannende verhalen
H 7: Samenwerken en overleggen

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg
Fictie
Personages
Verhaallijnen
Karaktereigenschappen

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdstuk 6
Doel
Doel
  •  Je weet wat een verhaallijn is.
  • Je weet wat karaktereigenschappen zijn.
  • Je leeft je in in een spannend verhaal.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 1, 2  en 3 op blz 305 t/m 313

Gebruik hele zinnen!


Slide 15 - Tekstslide

Thema 6: Toekomst
H 1: Belangrijke woorden
H 2: Spelling en grammatica
H 3: Lezen
H 4: Schrijven
H 5: Spreken en luisteren
H 6: Spannende verhalen
H 7: Samenwerken en overleggen

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdstuk 6
Doel
Na deze les weet je
  •  wat een cliffhanger is.
  • wat chronologisch betekent.

Slide 17 - Tekstslide

Uitleg
Cliffhanger

We lezen blz. 313.

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 4 op blz 313 t/m 316.

Gebruik hele zinnen!
Daarna spreken we samen na.

Slide 19 - Tekstslide

Uitleg
Chronologisch

Niet-chronologisch

Flashback

We lezen blz. 317 en 318

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 5, 6 en 7 op blz 319 t/m 324.

Samenwerken mag.
Gebruik hele zinnen!


Slide 21 - Tekstslide

Reflectie
ik ken nu deze woorden:
chronologisch
cliffhanger
flashback

Ik heb......gewerkt.

Slide 22 - Tekstslide

Thema 6: Toekomst
H 1: Belangrijke woorden
H 2: Spelling en grammatica
H 3: Lezen
H 4: Schrijven
H 5: Spreken en luisteren
H 6: Spannende verhalen
H 7: Omgaan met veranderingen

Slide 23 - Tekstslide

Hoofdstuk 7
Doel
In deze les denk je na over:
  • Omgaan met veranderingen
  • Flexibel zijn
  • Nieuwe ideeën.

Slide 24 - Tekstslide

Uitleg
Omgaan met veranderingen.

Aanpassen

We lezen blz. 325.

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 1 en 2 op blz 326 t/m 329.

Gebruik hele zinnen!
Daarna spreken we samen na.

Slide 26 - Tekstslide

Uitleg
Flexibel

Meegaand zijn

We lezen blz. 317 en 318

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht
We maken opdracht 3 samen op blz 329 t/m 331.

Gebruik hele zinnen!


Slide 28 - Tekstslide

Reflectie
Wat ik geleerd heb over flexibel zijn:


Slide 29 - Tekstslide

Thema 6: Toekomst Herhaling

Slide 30 - Tekstslide

Doel
Je herhaalt wat je geleerd hebt in Thema 6 en haalt een goed cijfer voor de toets!

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht
Lees in tweetallen blz 228 en 229 door.

Je hebt hier 8 minuten voor!

timer
8:00

Slide 32 - Tekstslide

Ken je de woorden nog?

Slide 33 - Tekstslide

Een verkleinwoord is een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding) dat verkleind wordt!

Slide 34 - Tekstslide

De meeste verkleinwoorden zijn gemakkelijk te maken.
Je zet achter het zelfstandig naamwoord:-je of -tje of -etje

het huis - het huisje
de stad - het stadje
de stoel - het stoeltje
het ding -  het dingetje

Slide 35 - Tekstslide

Lidwoord:
de baby - het baby'tje  
de koning - koninkje
de woning - woninkje
de oma - omaatje
de auto - autootje
de man - mannetje
het bos - het bosje

Slide 36 - Tekstslide

Herhaling
Mening = iets dat iemand vindt.

Argument = reden die voor een mening gegeven wordt.

Slide 37 - Tekstslide

Opdracht
  • Maak de toets online op Studiemeter: Nl thema 6.
  • Maak de papieren toets.

Slide 38 - Tekstslide