les 3 W5

Onvoorziene/crisis situaties
                      W5
Les 3
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Onvoorziene/crisis situaties
                      W5
Les 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Terug blik vorige les
  • Theorieles begeleiden van crisissituaties 
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les weet je de gevolgen van een crisissituatie op korte termijn en lange termijn kunnen zijn
  • Aan het einde van de les weet je wat een verwerkingsproces en hoe je cliënten hierin moet ondersteunen
  • Aan het einde van de les weet je wat stress betekent en hoe je met cliënten die stress ervaren moet omgaan
  • Aan het einde van de les weet je welke afweermechanisme er zijn en hoe je ermee moet omgaan
  • Aan het einde van de les weet je het verschil tussen reële en niet reële angst en hoe je ermee moet omgaan
  • Aan het einde van de les weet je wat rituelen en symbolen zijn

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een ernstige, plotselinge verstoring van het dagelijks leven als gevolg van een emotioneel ingrijpende gebeurtenis noemen we
A
Persoonlijke crisis
B
Organisatie crisis

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar hangt het vanaf of iets een crisis is?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem kenmerken van een trauma

Slide 6 - Woordweb

Herbeleving.
Vermijdingsreacties.
Verhoogde waakzaamheid.
Er zijn 5 vormen van sociale ondersteuning.
Welke omschrijving hoort bij welke vorm?
Gezelschap
Instrumentele ondersteuning.
Emotionele ondersteuning.
begripvolle reacties, blijk van genegenheid, een duwtje in de goede richting krijgen.
bezoek krijgen, een praatje met je maken.
praktische vorm van ondersteuning, bijvoorbeeld een boodschap die voor je gedaan wordt.

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Theorie les
Pak je aantekeningen/ notities erbij!

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie begeleiden bij crisissituaties
Gevolgen van een crisissituatie op korte termijn (tijdens en direct na de crisissituatie) zijn:
  • lichamelijke tekenen van spanning of stress,
  • reacties die voortkomen uit verdedigingsmechanismen
  • heftige angstreacties,
  • plotseling optredende verwardheid
  • onredelijke boosheid.

Wanneer mensen na een crisissituatie vastlopen in het verwerkingsproces kan er een trauma ontstaan: hun angst- en stresssysteem raakt ontregeld. Dit noemen we posttraumatische stressstoornis (PTSS).

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het verwerken van een ingrijpende gebeurtenis kun je zien als een proces. Niet bij iedere cliënt verloopt dit proces op dezelfde manier of in dezelfde volgorde. Ook wel Verwerkingsproces genoemd



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichamelijke tekenen van spanning of stress

Stress betekent niets anders dan spanning of belasting. Stress is in principe een gezonde reactie van het lichaam, maar kan ongezonde vormen aannemen bij te veel spanning, te veel druk.

Gezonde stress helpt je om goed te presteren. Het maakt je alert en zorgt voor een goede concentratie waardoor je efficiënt kunt werken. 

Voor ongezonde vormen van stress gebruiken we het woord: stressvol.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omgaan met cliënten met stress

De situatie waarbij iemand zowel lichamelijk als emotioneel uitgeput is, noemen we burn-out. 

Als beroepskracht MZ kun je een cliënt helpen de stress onder ogen te zien. Je kunt de cliënt vragen of er een reden is dat hij steeds vaker onredelijk reageert.

Als beroepskracht MZ kun je de cliënt ook helpen om los te komen van de stress. Dit kan bijvoorbeeld door het doen van ontspanningsoefeningen, yoga beoefenen en sporten.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij confrontaties met een moeilijke of gevaarlijke situatie kunnen mensen reageren met verdedigingsmechanismen. In plaats van over verdedigingsmechanisme spreekt men ook wel over afweermechanisme.

- Ontkenning
- Verdringing
- Vluchtgedrag
- Regressie
- Rationalisatie
- Projectie
- Reactievorming
- Compenseren


Zoek in het boek communicatie thema 9.20 op wat deze afweermechanisme betekenen
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Ontkenning
De betrokkene zegt dat het niet waar kan zijn, niet waar is, onmogelijk is. Voor de betrokkene is de werkelijkheid niet te bevatten.

Verdringing
De betrokkene weet wat de feiten zijn, welke gevoelens men heeft, maar probeert deze weg te duwen.

Regressie
Iemand valt terug in gedrag dat passend is voor een eerdere ontwikkelingsfase, meestal de kindertijd.

Rationalisatie
Mensen houden hun gevoelens op afstand met oneigenlijke, verstandelijke argumenten.

Vluchtgedrag
Wegrennen, dagdromen, fantaseren, alcoholgebruik, drugsgebruik.

Projectie
Eigenschappen of gevoelens die je zelf hebt, aan een ander toeschrijven.

Bij reactievorming overschreeuwt de betrokkene het eigenlijke gevoel dat hij heeft, met een daaraan tegengesteld gevoel.

Compenseren betekent: vergoeden, opwegen tegen. En dat is precies waar het om draait: het compenseren van een nare ervaring met iets anders: iets leuks, iets prettigs.


Hoe moet je omgaan met cliënten die gebruikmaken van verdedigingsmechanismen?
- Laat de cliënt zijn eigen tempo bepalen.
- Laat de cliënt zijn emoties uiten.
- Wanneer cliënten de werkelijkheid jarenlang blijven ontkennen is deskundige, psychische hulp vereist.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als er een duidelijke relatie is tussen een bedreigende situatie en de ervaren angst (zoals ongezekerd abseilen; dit is daadwerkelijk levensgevaarlijk) dan zijn deze angstgevoelens reëel. 
Is dit niet het geval of zijn de angstgevoelens niet in verhouding tot de situatie (zoals de reactie op een onschuldige huisspin) dan spreken we van niet-reële angst. 

Wanneer iemand veel niet-reële angst ervaart, spreken we van een angststoornis.

Niet-reële angst kan ook optreden als gevolg van wanen of hallucinaties. Iemand heeft dan geen angststoornis, maar een psychotische stoornis.

Praten over angst is lang niet altijd verstandig
Omgaan met cliënten die een angstgevoelens hebben:
- Is een cliënt bang, laat hem dan niet alleen
- Versterk het gevoel van eigenwaarde bij cliënten met angstgevoelens.
- Schakel eventuele deskundige hulp in

Slide 15 - Tekstslide

Praten over angst is lang niet altijd verstandig
Als een cliënt bang is, ben je misschien geneigd dat met hem te bespreken. Maar het praten over angst is niet altijd goed. De kans bestaat dat de cliënt te veel op zijn angst gericht blijft. De cliënt komt er niet los van. Het praten over angst roept vrijwel altijd weer angst op.
Ondersteunen bij het verwerken
Mzer moet een
- Afwachtende houding
- Luisterende houding
- Vraaggerichte houding hebben

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rituelen helpen mensen bij belangrijke levensgebeurtenissen. Een ritueel is een vaste manier van handelen in een bepaalde situatie en geeft houvast.

Ook symbolen zijn belangrijk bij levensgebeurtenissen. Een symbool is een teken, afbeelding of voorwerp dat een bepaalde waarde vertegenwoordigt. Denk aan een trouwring, een afbeelding van een duif, het christelijke kruis of de islamitische halve maan.
Welke rituelen en symbolen mensen gebruiken, hangt af van de situatie.

Rituelen en symbolen helpen mensen bij een verwerkingsproces.
Rituelen en symbolen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omgaan met eigen emoties
Het is van belang dat je als beroepskracht MZ met je eigen emoties kunt omgaan omdat als je bang bent voor je eigen emoties houd je de cliënt op afstand.


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thieme opdrachten
Boek communicatie thema 9.20

Theorie ook lezen!

Verwerkingsopdrachten niveau 3 en 4:
Opdrachten: 1ABC, 2, 3AB, 4A, 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies