GLV - herhaling jodendom en christendom tot 0

herhalingsles
Jodendom en Christendom en Islam
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
GodsdienstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

herhalingsles
Jodendom en Christendom en Islam

Slide 1 - Tekstslide

Er is één persoon in zowel het Jodendom, Christendom als Islam die heel belangrijk is.
Hij wordt ook wel de stichter van deze religies genoemd. 

Slide 2 - Tekstslide

Hoe heet deze persoon?
A
Abraham
B
Avraham
C
Ibrahim
D
Alle drie antwoorden zijn goed

Slide 3 - Quizvraag

jodendom 
Het jodendom kent de volgende belangrijke geloofspunten:
- Eén god
- Het verbond en de naleving van de wet
- Het geloof in een Messias
Verbond
God heeft met de joden een verbond gesloten. Dit verbond wordt steeds vernieuwd. Op basis hiervan beschouwen de joden zich als het uitverkoren volk van God. In de Thora kunnen joden lezen welke bedoeling God met hen heeft. 
Verlosser
Joden geloven in de komst van een verlosser (een Messias) die het Rijk van God zal brengen. Volgens sommige joden is dit een ideale samenleving hier op aarde, waar ook mensen een bijdrage aan kunnen leveren. Andere joden geloven meer in een hemel: een ideale toestand ná dit leven.
Wet
Om het verbond in tact te houden, moeten joden zich houden aan de door God gegevens regels, zoals de tien geboden. Deze regels staan in de Thora. 
God
Monotheïsme wil zeggen: een godsdienst waarbij één god wordt erkend (mono= één, theos=god). Joden geloven in één God. In het jodendom wordt de naam van God niet uitgesproken. Men zegt dan: Adonai (Heer). God is eeuwig. Hij heeft geen begin en geen einde. 

Slide 4 - Tekstslide

mono = 1
poly = veel
Wie wint met monopoly is degene met het meeste geld?
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

theos = God
Dus een monotheïsme is een godsdienst met 1 God
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Op de sabbat (zaterdag) gaan de joden naar hun eigen kerk en dat is de synagoge.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video


Koninkrijk?


De stadstaat Rome is ooit een koninkrijk geweest,
hoewel daar erg weinig over bekend is.

En of het verhaal van Romulus en Remus waar is....?
In 117 na Christus was het Romeinse Rijk op zijn grootst. 
In 63 v. Chr. veroverden de Romeinen de streek Palestina. Hier woonden vooral joden. Zij geloven in één god. Dit heet: monotheïsme (monos=enkel, theos=god).
De joden geloofden dat een verlosser hen zou bevrijden van al het kwaad, dus misschien ook wel van de Romeinen.
Romeinen geloven in meerdere goden. Dit heet: polytheïsme (poly=meer, theos=god). Overwonnen volken mogen hun eigen goden houden, zolang ze de belangrijkste Romeinse goden ook vereren. De Romeinen nemen op hun beurt ook weer Goden van andere volken over.

Slide 9 - Tekstslide

Tenach is het Heilige Boek van Joden. Dit is gelijk aan het Oude Testament van christenen.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Wie was deze man?
A
Adam
B
Jezus
C
Abraham
D
Paulus

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Joodse diaspora
  • Na de Joodse oorlog met de Romeinen kwamen veel Joden om of werden gevangen genomen (en als slaaf verkocht)

  • Na een nieuwe Joodse opstand worden Joodse rituelen verboden

  • Steeds meer Joden trekken/vluchten weg uit de Romeinse province Judea 

  • De verspreiding van het Joodse volk over de hele wereld heet diaspora (letterlijk: 'verstrooiing')

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Sleepvraag

Hoe heet deze muur?
A
Berlijnse muur
B
Klaagmuur

Slide 17 - Quizvraag

Joden geloven dat Abraham een verbond (afspraak) met God maakte. Iedere Jood kan hierin delen.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Joden waren van oorsprong een nomadenstam die op zoek waren naar een vaste woonplaats.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag


Jezus van Nazareth


  • Jezus is een Joodse man die rondreist in de streek Palestina en vertelt dat God goede mensen beloont en slechte mensen straft.
  • Jezus krijgt veel aanhangers. De Romeinen vinden hem daarom gevaarlijk. 
  • Ze nemen hem gevangen en kruisigen hem, de straf voor een opstandige slaaf.

Slide 20 - Tekstslide

Jezus is volgens christenen de Zoon van God. Joden geloven dat Jezus nog moet komen.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag


Heeft Jezus echt bestaan?


  • Historici vermoeden van wel, hoewel er over het leven van Jezus geen (geschreven) bronnen zijn. 
  • Ook de Romeinen hebben niets opgeschreven over deze persoon. 
  • Alles wat wij van hem weten is (ongeveer 50 jaar) later opgeschreven, bijvoorbeeld in de Bijbel (Nieuwe Testament).






Slide 22 - Tekstslide

Waarom werd Jezus veroordeeld door een Romeinse rechtbank?
A
Joden waren de baas, maar mochten geen rechtspreken
B
De Romeinen waren de baas.
C
Pilatus was toevallig een Romein
D
Dan mochten ze een dagje naar Rome

Slide 23 - Quizvraag

Jezus vond dat mensen niet gelijkwaardig aan elkaar waren.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag


Christenen

  • De volgelingen van Jezus noemen zichzelf christenen
  • Deze naam komt van Christus, dat 'gezalfde' betekent.  
  • Jezus wordt door zijn volgelingen zo genoemd. 
  • Zij geloven in de woorden die Jezus (via zijn leerlingen) aan hen heeft gegeven: 'Iedereen is gelijk voor God en voor ieder goed mens is er een plek in de hemel'.

Slide 25 - Tekstslide


Christenen in het Romeinse Rijk


Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk. 
De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof 
zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.


De verspreiding van het Christendom in het Romeinse Rijk.
Verspreiding rond het jaar 75.
Verspreiding rond het jaar 200.
Verspreiding rond het jaar 300.
Verspreiding rond het jaar 400.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Noem 2 verschillen tussen het jodendom en het christendom

Slide 28 - Open vraag


Christenvervolging


  • Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk! 
  • Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god, en dat is niet de Romeinse keizer!

  • De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden...
Onder sommige Romeinse steden bevonden zich catacomben waarin christenen (maar ook Joden) hun doden begroeven.
Veel van deze catacomben zijn mooi versierd met christelijke muurschilderingen.
De catacomben werden soms ook gebruikt voor kerkdiensten, omdat het boven de grond te gevaarlijk was om openlijk voor je geloof uit te komen.

Slide 29 - Tekstslide

Wat is een sekte?

Slide 30 - Open vraag


Christenvervolging


Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk! 
Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god, 
en dat is niet de Romeinse keizer!

De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden...
Om voor elkaar (maar niet voor de Romeinen!) herkenbaar te zijn, gebruikten christenen symbolen. Zo tekenden ze bijvoorbeeld een ichthus (vis) in het zand om hun geloof aan andere christenen kenbaar te maken. Als er dan een Romein in de buurt was, konden ze het symbool weer eenvoudig wissen.
Hoewel de naam ichthus, vis betekent, is het ook een afkorting van de eerste letters van: Jezus Christus, Gods zoon, (en / de) Redder, in het Grieks.

Slide 31 - Tekstslide
















Verovering en vernietiging van Jeruzalem door de Romeinen

Slide 32 - Tekstslide


Christenvervolging


Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk! 
Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god, 
en dat is niet de Romeinse keizer!

De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden...
Voor de leeuwen gooien, was een gebruikelijk doodstraf voor christenen tijdens hun vervolgingen in het Romeinse Rijk.
Het moet een gruwelijk spektakel zijn geweest, maar wat vooral indruk op de toeschouwers maakte was dat de christenen soms niet gingen vechten met de leeuwen, maar bidden tot hun god. 
De toeschouwers waren verbijsterd, maar ook nieuwsgierig: als je toch zoveel vertrouwen in je god hebt, dan moet het wel een hele goede god zijn. 

Slide 33 - Tekstslide


Christenvervolging


Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk! 
Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god, 
en dat is niet de Romeinse keizer!

De Romeinse keizers laten daarom de christenen vervolgen en doden...
Keizer Nero was één van de felste tegenstanders van de christenen. Hij gaf hen de schuld van de grote brand van Rome (die hij vermoedelijk zelf had laten stichten) en liet hen op de meest gruwelijke manieren aan hun eind komen.
Dit is een schilderij uit de 19e eeuw: Nero kijkt naar het lichaam van een christen die zojuist om het leven is gebracht.

Slide 34 - Tekstslide




Rond het jaar 100 schreef de Romeinse 
historicus Tacitus:
‘In 64 was er een grote brand: de helft van Rome 
brandde af.  Al gauw werd verteld dat keizer Nero 
de brand had laten aansteken, omdat hij ruimte nodig 
had voor een nieuw paleis. Daarom gaf Nero de 
christenen de schuld. Hij liet hen zwaar straffen.
Zo kregen zij beestenvellen aangetrokken om door 
wilde honden verscheurd te worden, of ze werden 
gekruisigd, of ze werden door vuur gedood: aan het 
eind van de dag werden ze aangestoken om te dienen 
als straatverlichting.’

Slide 35 - Tekstslide


Constantijn de Grote


  • Christenen zijn ruim 3 eeuwen vervolgd in het Romeinse Rijk. 
  • Door Constantijn de Grote komt daar een einde aan:  kort voor een veldslag zou hij in een visioen een teken hebben gezien met daarbij geschreven de woorden dat de god van de christenen hem de zege belooft. 
  • Hij won de veldslag en werd christen...

Constantijn de Grote ziet een christelijk teken. Gravure uit de 17e eeuw.

Slide 36 - Tekstslide





  • ...vermoedelijk was de werkelijkheid iets anders: er braken steeds meer rellen uit tussen christenen en Romeinen. 

  • Constantijn bedacht de oplossing: godsdienstvrijheid voor de christenen. 
  • Hij werd zelf pas christen vlak vóór zijn dood.

Een standbeeld van Constantijn de Grote, of eigenlijk Flavius Valerius Aurelius Constantinus. De naam 'de Grote' heeft niets te maken met zijn lengte of het feit dat hij een goede keizer was. Het is een titel die de christelijke kerk aan hem heeft gegeven voor zijn bijdrage aan het christendom.

Slide 37 - Tekstslide


Staatsgodsdienst

  • In 380 gebeurt er iets bijzonders: keizer Theodosius verplicht iedereen om christen te worden. 
  • Het christendom wordt staatsgodsdienst en alle andere godsdiensten worden verboden. 
  • Iedereen die niet christen is wordt vervolgd en hij verbiedt de Olympische Spelen, omdat ze niet christelijk zijn.
Romeinse munt met het hoofd van Theodosius I de Grote

Slide 38 - Tekstslide

Hoe komt het dat vooral arme mensen christen werden?
A
De christenen zorgden ervoor dat arme mensen omgekocht werden. Als zij christen zouden worden, kregen ze een groot geldbedrag.
B
Rijke mensen hadden een betere opleiding gehad. Daarom geloofden ze de dingen die de christenen vertelden, niet zo makkelijk.
C
Christenen hielpen elkaar. Als er één ziek werd of in de problemen kwam, hielpen de anderen hem.
D
Christenen geloven dat je in de hemel komt als je goed geleefd hebt. Arme mensen hadden een zwaar leven. Zij vonden het fijn dat er na de dood een prettiger leven zou komen.

Slide 39 - Quizvraag

Welke gebeurtenis is het minst lang geleden?
A
Het christendom is staatsgodsdienst.
B
Het is verboden om christen te zijn. Iedereen die christen is, kan zwaar gestraft worden.
C
De Romeinse keizer Constantijn wordt christen. Het christendom is niet meer verboden.
D
Ondanks het gevaar worden steeds meer mensen christen.

Slide 40 - Quizvraag

Vanaf het jaar 312 mochten christenen niet meer vervolgd worden. Maar ook vóór die tijd groeide het christendom snel: steeds meer mensen werden christen. Geef daar drie redenen voor.

Slide 41 - Open vraag

In de Islam zijn 5 zuilen. Dit zijn 5 punten waaraan iedere moslims zich moet houden?
A
waar
B
niet waar

Slide 42 - Quizvraag

Mohammed leefde in de 7e eeuw na Christus
A
waar
B
niet waar

Slide 43 - Quizvraag

Het Heilige Boek van Moslims in de Tenach. Voor joden is dit de Koran.
A
waar
B
niet waar

Slide 44 - Quizvraag

Wat is een atheïst
A
iemand die in God gelooft
B
iemand die zegt dat hij niet zeker weet of God bestaat
C
iemand die zeker weet dat god níet bestaat
D
iemand die gelooft in het vliegende spaghettimonster

Slide 45 - Quizvraag

Begrippen uit deze les

  • polytheïsme
  • monotheïsme
  • christendom
  • Christus/Messias
  • catacomben
  • vervolgen
  • staatsgodsdienst

Slide 46 - Tekstslide

Personen uit deze les

  • Jezus van Nazareth
  • Nero
  • Constantijn de Grote
  • Theodosius I de Grote

Slide 47 - Tekstslide

Jaartallen uit deze les

  • 63 v. Chr.: Romeinen veroveren de streek Palastina
  • 30 n. Chr. Jezus wordt door de Romeinen gekruisigd
  • 312: Constantijn de Grote staat het christendom toe
  • 380: het christendom wordt staatsgodsdienst onder Theodosius

Slide 48 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 49 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 50 - Open vraag

Vijf zuilen van de islam
geloofsbelijdenis (sjahada)
الشهادة
rituele gebeden (salat)
الصّلاة
geven aan armen (zakat)
زكاة
ramadan
(saum)
رمضان
pelgrimstocht 
(hadj)
الحجّ

Slide 51 - Tekstslide

Hoe heet deze persoon?
A
Abraham
B
Avraham
C
Ibrahim
D
Alle drie antwoorden zijn goed

Slide 52 - Quizvraag

Hoe heet deze persoon?
A
Abraham
B
Avraham
C
Ibrahim
D
Alle drie antwoorden zijn goed

Slide 53 - Quizvraag

Hoe noem je het als een geloof 1 god heeft?
A
polytheïsme
B
monotheïsme
C
Jodendom
D
Christendom

Slide 54 - Quizvraag

Op de sabbat (zaterdag) gaan de joden naar hun eigen kerk en dat is de synagoge.
A
juist
B
onjuist

Slide 55 - Quizvraag