4T, CT2, Krachten en Veiligheid (4T)

CT 2 week




Kracht en Veiligheid 
1 / 71
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 71 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

CT 2 week




Kracht en Veiligheid 

Slide 1 - Tekstslide

4T
H.3: Krachten
H.10: Krachten
H.14: Werktuigen
H.15: Bewegingen
H.16: Krachten en beweging

Slide 2 - Tekstslide

Krachten herkennen
een kracht zelf kun je niet zien
 3 effecten van een kracht wel:
*snelheid verandering 
*richting verandering
*vervorming

Slide 3 - Tekstslide

Spierkracht
Onstaat door het 
spannen van spieren

Slide 4 - Tekstslide

Spankracht en veerkracht
Spankracht ontstaat in rekbare materialen, terwijl veerkracht ontstaat in verende materialen.

Spankracht gebeurt bv. bij touw (je ziet niet dat het uitgerekt wordt)
Veerkracht gebeurt bv. bij elastiek (je ziet wel dat het uitgerekt wordt)

Slide 5 - Tekstslide

Zwaartekracht
De zwaartekracht is de kracht die de aarde uitoefent op voorwerpen. Door de zwaartekracht valt alles naar beneden.

Slide 6 - Tekstslide

Zwaartekracht
Rekenen aan de zwaartekracht:
Fz = massa * gravitatieconstante
Fz = m * g
 
g = 10 op aarde

dit geldt alleen op aarde

Slide 7 - Tekstslide

Magnetische kracht

Slide 8 - Tekstslide

Krachten tekenen
A: Richting
B: Aangrijpingspunt
C: Grootte

Krachtenschaal
Bijvoorbeeld: 1 cm ≙ 5 N. 
Vector

Slide 9 - Tekstslide

Krachtenschaal
Je kunt de krachtenschaal korter schrijven.
Je zegt: 
  • 1 cm komt overeen met 50 newton.
  • Je schrijft: 1 cm ≙ 50 N.
  • Dus ≙ betekent: komt overeen met.

Slide 10 - Tekstslide

Evenwicht
In deze situatie houden de krachten elkaar in evenwicht. Ze trekken even hard aan de zak, maar in tegenovergestelde richtingen. Daardoor gebeurt er niets: de zak beweegt niet omhoog en ook niet omlaag.
Fv

Fz

Slide 11 - Tekstslide

Normaalkracht

Slide 12 - Tekstslide

Bij de nettokracht Fnet kijk je wat er gebeurt als je alle krachten samen neemt.
Krachten die in dezelfde richting werken mag je optellen.
Krachten die in tegengestelde richting werken haal je van elkaar af.







Een ander woord voor nettokracht is de resultante kracht Fres

Slide 13 - Tekstslide

Trekkrachten: 
touw, kettingen, kabels

Drukkract en trekkracht: 
palen, stangen, staven


Slide 14 - Tekstslide

DRUKKRACHT
TREKKRACHT

Slide 15 - Tekstslide

Constructies
  • Druk- en trekkrachten in bouwmaterialen.
  • Niet alle bouwmaterialen zijn even goed bestand tegen druk- en trekkrachten

Slide 16 - Tekstslide

Bouwmaterialen
Bakstenen
  • Alleen drukkrachten
Beton
  • Alleen drukkrachten
  • Wapening voor trekkrachten
Hout
  • Druk- en trekkrachten
  • Kleine dichtheid = licht materiaal




Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Krachten samenstellen
In de volgende video legt meneer Wietsma uit hoe je 2 krachten samenstelt. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Filmpjes

Slide 21 - Tekstslide

Nut van de hefboom
  • Door een hefboom kun je een grotere kracht uitoefenen op een voorwerp. 
  • Door de verhouding in de hefboom hoef je met een lange arm maar weinig kracht te zetten, om bij de korte arm heel veel kracht te krijgen.

Slide 22 - Tekstslide

Soorten hefbomen
Enkele hefboom

Slide 23 - Tekstslide

Een dubbele hefboom
Een nijptang bestaat uit een dubbele hefboom.
Bereken de kracht op de spijker.

Slide 24 - Tekstslide

Het moment van een kracht

Het moment is het product van kracht en arm

Slide 25 - Tekstslide

Hefbomen in werktuigen
F1 x l1 = F2 x l2
Evenwicht: M1 = M2

Slide 26 - Tekstslide

Hefbomen in werktuigen

Slide 27 - Tekstslide

1.2: Botsen en druk 
Druk = de kracht die wordt uitgeoefend op een bepaald oppervlakte.





Slide 28 - Tekstslide

druk
Bij een kleiner oppervlak hoort een grotere druk. Bij een groter oppervlak een kleinere druk.

Bij een grotere kracht hoort ook een grotere druk.

Slide 29 - Tekstslide

Druk (p)
Wanneer je het gewicht (de kracht) deelt door het oppervlak krijg je de druk.
In het engels is druk 'pressure', vandaar de afkorting p.

De druk (p) meet je in newton per vierkante meter (N/m²).


Slide 30 - Tekstslide

Losse katrol
In de afbeelding hiernaast zie je naast de vaste katrol ook een losse katrol. Een combinatie van een vaste en losse katrol heet een takel. Bij een losse katrol verander je de richting van  de kracht niet. Als je goed kijkt in de afbeelding zie je dat de kracht van het gewicht (100N = 10 kg) verdeeld wordt over de 2 touwen tussen de katrollen. Dit betekent dat je met minder kracht ( 50N ) het gewicht omhoog kunt trekken.

Slide 31 - Tekstslide

De vaste katrol


Een vaste katrol draait de kracht om. Je herkent een vaste katrol aan het feit dat hij VAST zit.


Slide 32 - Tekstslide

Katrollen en takels
Waarom een katrol?
  • maakt tillen makkelijker 

Verschil Katrol en Takel?
  • Een takel is een combinatie van                                           twee of meer katrollen 
  • => kracht wordt verdeeld

Slide 33 - Tekstslide

De losse katrol
  • Een losse katrol maakt ons sterker.
  • De last wordt verdeeld over het aantal touwen waaraan de katrol hangt.

Slide 34 - Tekstslide

Te zwaar... gebruik dan een takel

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Beweging in de stroboscopische foto

Slide 37 - Tekstslide

Stroboscopische foto
Afstand bepalen
Tabel van stroboscopische foto
Tijd bepalen
t (s)
s (m)
0
0
0,1
0,2
0,2
0,9
0,3
2
0,4
3,4
0,5
5,5

Slide 38 - Tekstslide

Eenparige beweging
Een beweging waarvan de snelheid constant blijft

Slide 39 - Tekstslide

De eenparige beweging

Bij een eenparige beweging verandert de snelheid niet: die blijft de hele tijd constant. Als je de gemiddelde snelheid kent, weet je meteen hoe groot de snelheid op elk moment van de beweging was. Bij een eenparige beweging geldt dus: 

Slide 40 - Tekstslide

Het (s,t)-diagram van een eenparige beweging

Slide 41 - Tekstslide

Het (v,t)-diagram van een eenparige beweging.

Slide 42 - Tekstslide

Eenparig versneld
Bij een eenparig versnelde beweging neemt de snelheid per seconde gelijkmatig toe. Je kunt dan de afstand die de auto tijdens de versnelling aflegt uitrekenen met: s = vgem x t

De gemiddelde snelheid tijdens de versnelling kun je berekenen met: vgem = (vb+ ve) : 2

Slide 43 - Tekstslide

Versnelde beweging
Een beweging waarvan de snelheid steeds groter wordt

Slide 44 - Tekstslide

Afstand tijdens versnelling berekenen
Een auto passeert het bord 'einde bebouwde kom'. De automobilist drukt het gaspedaal in. In 4,5 seconden loopt de snelheid op van 50 naar 80 km/h. Je mag ervan uitgaan dat de beweging eenparig versneld is.  Bereken hoe groot de afgelegde weg van de auto is tijdens deze versnelling.
Uitwerking in 5 stappen:
1) vgem=                     = 65 km/h = 18,06 m/s       t = 4,5 s
2) s = ? 
3) s = v(gem) x t
4) s = 18,06 m/s x 4,5 s 
5) s = 81,25 m 


2(vb+ve)

Slide 45 - Tekstslide

versnelling berekenen. 
Versnelling hangt af van de massa en nettokracht. een lichter voorwerp versnelt sneller dan een zwaarder voorwerp. 

Nettokracht = massa x versnelling                                               Fnetto = m x a 

Fnetto = Nettokracht in Newton (N)
m = de massa in kg
a = versnelling in m/s2

Slide 46 - Tekstslide

grootheid
symbool
eenheid
versnelling
a
meter per seconde kwadraat
m/s2
eind snelheid
ve
meter per seconde
m/s
begin snelheid
vb
meter per seconde
m/s
tijdsduur
t
seconde
s
Versnelling uit 2 snelheden

Slide 47 - Tekstslide

vertraagde beweging
Een beweging waarvan de snelheid steeds kleiner wordt.

Slide 48 - Tekstslide

Bewegingen
De versnelde beweging:
Bij deze beweging wordt de snelheid steeds groter.
Elke seconde wordt er meer afstand afgelegd.

De eenparige beweging (constant):
Bij deze beweging blijft de snelheid constant (gelijk)
Elke seconde wordt er dezelfde afstand afgelegd.

De vertraagde beweging:
Bij deze beweging wordt de snelheid steeds kleiner.
Elke seconde wordt er minder afstand afgelegd

Slide 49 - Tekstslide

Aandrijfkracht
De kracht waardoor een voertuig beweegt noem je de aandrijfkracht of stuwkracht.
Dit is een meewerkende kracht.

Slide 50 - Tekstslide

Voortstuwen en tegenwerken
Om voorwerpen van snelheid te laten veranderen, heb je voortstuwende krachten of tegenwerkende krachten nodig. 
Voorbeeld van voortstuwende krachten:
  • spierkracht
  • motorkracht
  • windkracht

Slide 51 - Tekstslide

Voortstuwen en tegenwerken
Om voorwerpen van snelheid te laten veranderen, heb je voortstuwende krachten of tegenwerkende krachten nodig. 
Voorbeeld van tegenwerkende krachten:
  • windkracht (luchtwrijving)
  • remkracht
  • rolwrijving

Slide 52 - Tekstslide

aandrijfkrachten - wrijvingskrachten =
Nettokracht


Slide 53 - Tekstslide

Hoe veranderd een kracht de snelheid
aandrijfkrachten - wrijvingskrachten

Nettokracht

Nettokracht = 0 N? -> constante snelheid

Slide 54 - Tekstslide

Nettokracht
Nettokracht = 0
evenwicht
Geen verandering
Nettokracht = 0
Verandering van beweging
/

Slide 55 - Tekstslide

Nettokracht
nettokracht

Slide 56 - Tekstslide

Stopafstand

  • Stopafstand = reactieafstand + remweg.
  • 2 seconden afstand tussen elkaar is een relatief veilige tijd en daardoor afstand (volgafstand).

Slide 57 - Tekstslide

stopafstand
de afstand van de 2 samen noem je stop-afstand

Slide 58 - Tekstslide

Eenparig vertraagd
Bij een eenparig vertraagde beweging neemt de snelheid per seconde gelijkmatig af. 

Je kunt dan de afstand die de auto tijdens de vertraging aflegt uitrekenen met: s = v(gem) x t


De gemiddelde snelheid tijdens de versnelling kun je berekenen met: 
v(gem) = (Vb + Ve) : 2

Slide 59 - Tekstslide

Gemiddelde snelheid berekenen
Een auto passeert het bord 'einde bebouwde kom'. De automobilist drukt het rempedaal in. In 4,5 seconden loopt de snelheid terug van 80 naar 50 km/h. Je mag ervan uitgaan dat de beweging eenparig vertraagd is. 
Bereken hoe groot de gemiddelde snelheid van de auto is.

Uitwerking:
v(begin) = 80 km/h
v(eind) = 50 km/h
v(gem) = (v(begin) + v(eind)) : 2
                = (80 + 50) : 2 = 65 km/h        De tijd in deze opgave heeft dus geen effect op de                                                                                                gemiddelde snelheid


Slide 60 - Tekstslide

wat kan reactietijd beinvloeden?
- vermoeidheid
- medicijngebruik
- ouder worden
- afgeleid worden
- alcoholgebruik

Slide 61 - Tekstslide

Veilige snelheid 
Bij het kiezen van een veilige snelheid moet je rekening houden met:
  1. Het soort weg (binnen of buiten de bebouwde kom)
  2. Het overige verkeer (voldoende afstand / rekening houden met overige verkeersdeelnemers)
  3. Het weer (bij glad wegdek neemt stopafstand toe)
  4. Bijzondere omstandigheden

Slide 62 - Tekstslide

Veiligheidsmaatregelen 
  • Kooiconstructie
  • kreukelzone
  • Veiligheidsgordels
  • Airbags

Door de remweg te vergroten, worden de krachten verdeeld.
De kracht op je lichaam wordt dan kleiner.

Slide 63 - Tekstslide

Veiligheidsmaatregelen - hoofd
  • Veiligheidshelm
        Is opgebouwd uit een harde buitenkant
        (kooiconstructie) en absorberend 
        schuim (vergroten remweg)
  • Hoofdsteun
        Voorkomt dat je hoofd naar achteren schiet als je van                        achteren wordt aangereden (traagheid)


Slide 64 - Tekstslide

Arbeid
  • Arbeid is de hoeveelheid energie die je aan een voorwerp geeft door het met een kracht over een afstand te verplaatsen. 

  • Geen kracht? Geen arbeid.
  • Geen verplaatsing? Geen arbeid.
  • Arbeid werkt altijd in de richting van de beweging. 

Slide 65 - Tekstslide

Arbeid berekenen
Arbeid hangt af van kracht en afstand (weg) 

Arbeid = kracht x afstand
W=Fs
  • W is de geleverde arbeid in Joule (J)
  • F is de kracht in Newton (N)
  • s is de afstand in meters (m)

Slide 66 - Tekstslide

Zwaarte-energie/potentiele energie
Alle voorwerpen op hoogte bezitten 'zwaarte-energie'.
Formule:

Slide 67 - Tekstslide

Zwaarte-energie
  • klimmen vereist arbeid. 
  •  Arbeid wordt omgezet in zwaarte-energie
  • Hoe hoger je komt hoe meer zwaarte energie je krijgt. 
  • spring je naar beneden dan wordt zwaarte-energie omgezet in bewegingsenergie 

Slide 68 - Tekstslide

Zwaarte-energie berekenen
Zwaarte energie hangt af van massa, hoogte en valversnelling 

Zwaarte-energie = massa x valversnelling x hoogteverschil 
Ez=mgh
  • Ez is de zwaarte-energie in Joule (J)
  • m is de massa in kilogram (kg)
  • g is de valversnelling (op aarde 10 m/s2)
  • h is het hoogteverschil in meters (m)


Ez=m10h

Slide 69 - Tekstslide

Zwaarte-energie berekenen
Bewegingsenergie  hangt af van massa en snelheid.

bewegingsenergie  = 0,5 x massa x snelheid2
Ek=0,5mv2
  • Ek is de bewegingsenergie in Joule (J)
  • m is de massa in kilogram (kg)
  • v = snelheid in meter per seconde  (m/s)


Slide 70 - Tekstslide

Kinetische en zwaarte-energie
De formule voor zwaarte-energie luidt als volgt:


waarin: 
Ez  = zwaarte-energie (J)
m  = massa (kg)
g   = valversnelling (m/s²)
h   = hoogte (m)

Zwaarte-energie is een vorm van 
potentiële energie. Wanneer je een krat optilt naar een bepaalde hoogte, heeft het door deze zwaarte-energie elke keer de neiging om (het heeft de potentie om) naar beneden te vallen van die hoogte. Wanneer het valt, zal de zwaarte-energie omgezet worden in kinetische energie tot het de grond raakt.
Ez=mgh
De formule voor kinetische energie luidt als volgt:


waarin:
Ekin  = kinetische energie (J)
m      = massa (kg)
v       = snelheid (m/s)

Zoals te zien is, is de kinetische energie afhankelijk van de snelheid waarmee het voorwerp met een bepaalde massa 
beweegt.


 

Ekin=21mv2

Slide 71 - Tekstslide