7.2 Populaties

7.2 Populaties
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

7.2 Populaties

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Leerdoelen:
  • Ik kan de begrippen populatiegrootte en populatiedichtheid vergelijken. 
  • Ik kan verband leggen tussen de draagkracht van een gebied en de populatiegrootte. 
  • Ik kan de invloed van monoculturen en biologische landbouw op de biodiversiteit en populatiegrootte in een gebied verklaren. 
  • Ik kan geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting bij planten beschrijven. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organisatieniveau:
een biologische structuur met een duidelijke samenhang tussen de onderdelen. 
Populatie: 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organisatieniveau:
een biologische structuur met een duidelijke samenhang tussen de onderdelen. 
Populatie: 
groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Populatie = groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied. 
Populatiegrootte = het aantal exemplaren van de populatie. 
Populatiedichtheid = het aantal individuen per eenheid van oppervlakte (land) of volume (water). 



Opgave:
In een bassin met een inhoud van 100 m³ leven 20.000 vissen. Na een maand is het aantal vissen met 25% toegenomen.

Bereken:
a) De nieuwe populatiegrootte.
b) De nieuwe populatiedichtheid in aantal vissen per m³.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ecosysteem: 
een afgegrensd gebied met een wisselwerking tussen de plaatselijke abiotische en biotische factoren. 

Ecosysteem:
een begrensd gebied waarin organismen met elkaar en met de levenloze natuur relaties hebben. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Draagkracht van een ecosysteem: 
het maximale aantal organismen van een soort dat in een gebied kan leven zonder dat het ecosysteem veranderd
(hangt af van bijv. aantal schuilplaatsen, broedplaatsen, voedsel. Of bij planten: hoeveelheid licht, water, mineralen, etc))
Dynamisch evenwicht: de populatiegroottes nemen toe en af, maar schommelen voor langere tijd rond een gemiddelde.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij een plaag ligt de populatiegrootte boven de draagkracht. 

Een plaag kan voorkomen bij een inheemse soort of bij een exoot (uitheems). 

Een exoot is een soort die zich door menselijk handelen buiten zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied heeft gevestigd.  

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Planten vermenigvuldigen: ongeslachtelijk > kloon
Klonen: individuen met precies dezelfde erfelijke eigenschappen (hetzelfde DNA)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Monocultuur: 1 soort gewas
Voordelen en nadelen!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voordelen monocultuur: 
  • makkelijk
  • goedkoop
  • zelfde abiotische factoren nodig (door zelfde DNA)
  • precisielandbouw mogelijk (op elke plek de factoren optimaal houden)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nadelen monocultuur: 
  • Weinig ruimte voor andere soorten
  • Dieren die van de andere soorten planten leven, verdwijnen > afname biodiversiteit.
  • makkelijk voedsel > plaag
  • geen natuurlijk vijanden van plaag > bestrijdingsmiddelen nodig > meer soorten sterven


.
.
.
.
.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Levenscyclus van bloemplanten
Zet in de juiste volgorde: 
  1. Zaad komt terecht in vruchtbare bodem. 
  2. Bestuiving
  3. Verspreiding zaad
  4. Kieming
  5. Plant gaat bloeien
  6. Kiemplant krijgt wortels en bladeren
  7. Bevruchting
  8. Vruchtbeginsel groeit uit tot vrucht met zaad




Slide 20 - Tekstslide

Antwoord:
1-4-6-5-2-7-8-3