TL3: algemene spelling en werkwoordspelling quiz 2

Spelling
Herhaling: van alles wat
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling
Herhaling: van alles wat

Slide 1 - Tekstslide

Bij welke woorden gebruik je een hoofdletter?

Slide 2 - Open vraag

Wanneer géén hoofdletter?
A
maanden
B
namen van winkels
C
titels van boeken
D
merknamen

Slide 3 - Quizvraag

Je gebruikt een hoofdletter bij:
Namen, merknamen, namen van winkels, aardrijkskundige namen, feestdagen, het begin van een zin, titels van boeken of films,talen....
Mevrouw Van Veen

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer schrijf je het meervoud van een woord met 's?

Slide 5 - Open vraag

Meervoud op 's:

als een woord eindigt op a,o,u, i of y

auto's. radio's, paraplu's, baby's

Slide 6 - Tekstslide

Oefenen:
Het meervoud van studie
A
studies
B
studie's

Slide 7 - Quizvraag

Het meervoud van duo
A
duos
B
duo's

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een koppelteken?
-

Slide 9 - Open vraag

Een koppelteken gebruik je:
In samenstellingen die anders niet uit te spreken zijn.
Bij aardrijkskundige namen die uit twee delen bestaan.

Mee-eten
Zuid-Afrika

Slide 10 - Tekstslide

Trema
Door een trema te zetten op de letter ná de breuk in de klank, spreek je het woord goed uit.
geïllustreerd
ge - illustreerd: vóór de i moet de klank worden gebroken.

Slide 11 - Tekstslide

Hoe schrijf je: beinvloeden
A
be-invloeden
B
beïnvloedden
C
beïnvloeden
D
beinvloeden

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
maneschijn
B
manenschijn

Slide 14 - Quizvraag

Soep met kip heet:
A
kippensoep
B
kippesoep

Slide 15 - Quizvraag

Soep met groente:
A
groentesoep
B
groentensoep

Slide 16 - Quizvraag

Regels:

Meervoud op -en?         Dan pannenkoek en kippensoep.

Meervoud op -en + es?   Dan groentesoep

Is er maar één van?        Zonneschijn, maneschijn

Versterkend woord?        Retegoed, beresterk

Slide 17 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Let op: 

Ketting=kettinkje
jongen=jongetje
auto=autootje
paraplu=parapluutje

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Extra oefenen?
Dat kan via de volgende sites!
SUCCES!

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link