werkwoord praesens

Wat weet je al over het werkwoord?
Welke uitgangen ken je?
1 / 28
volgende
Slide 1: Woordweb
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat weet je al over het werkwoord?
Welke uitgangen ken je?

Slide 1 - Woordweb

het werkwoord
We hebben van het werkwoord drie vormen van de tegenwoordige tijd (o.t.t./ praesens) gehad

Slide 2 - Tekstslide

We hebben al drie vormen van het werkwoord gehad.
1. Wat is de goede vertaling van
clama-t
A
ik roep
B
(hij) roept
C
(zij) roepen
D
(te roepen)

Slide 3 - Quizvraag

2. Wat is de goede vertaling van
clama-nt?
A
ik roep
B
(hij) roept
C
(zij) roepen
D
(te roepen)

Slide 4 - Quizvraag

3. Wat is de goede vertaling van
clama-re?
A
ik roep
B
(hij) roept
C
(zij) roepen
D
(te roepen)

Slide 5 - Quizvraag

de drie uitgangen die we gehad hebben
clama-t     hij/ zij/... roept    (3e pers. ev.)

clama-nt    zij/... roepen    (3e pers. mv.

clama-re    (te) roepen    (hele werkwoord/ infinitivus)

Slide 6 - Tekstslide

Maar er komen nu vormen bij.
ik (1e pers. ev.)
jij (2e pers. ev.)
hij/zij/... (3e per. ev.)

wij (1e pers. mv.)
jullie (2e pers. mv.)
zij/... (3e pers. mv.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Nu even oefenen: geef de vertaling van
1. docetis

Slide 10 - Open vraag

2. oras

Slide 11 - Open vraag

3. vivo

Slide 12 - Open vraag

4. ostendunt

Slide 13 - Open vraag

5. ludere

Slide 14 - Open vraag

6. luditis

Slide 15 - Open vraag

stamgroepen
Helaas is het nog iets ingewikkelder.
 De werkwoorden zijn ingedeeld in vier groepen. 
Hiervoor kijken we naar de laatste letter van de stam.
clama-re heeft als stam clama-

Slide 16 - Tekstslide

stamgroepen wkw (les 8)
- stam op – a                                  respirare (respira-re)
- stam op – ē                                   respdondēre (respondē-re)
- stam op – i                                    audire (audi-re)
- stam op – medeklinker          incipere  (incip-) 

Slide 17 - Tekstslide

Tot welke stamgroep behoort...?
1. orare
A
a-stam
B
e-stam
C
i-stam
D
mk-stam

Slide 18 - Quizvraag

Tot welke stamgroep behoort...?
2. punire
A
a-stam
B
e-stam
C
i-stam
D
mk-stam

Slide 19 - Quizvraag

Tot welke stamgroep behoort...?
3. retinēre
A
a-stam
B
e-stam
C
i-stam
D
mk-stam

Slide 20 - Quizvraag

Tot welke stamgroep behoort...?
4. cadere
A
a-stam
B
e-stam
C
i-stam
D
mk-stam

Slide 21 - Quizvraag

Waarom zijn de stamgroepen van belang?
Niet voor de uitgangen: die zijn gelijk
Maar: bij sommige vormen komt er een klinker tussen de stam en de uitgang: de bindklinker of bindvocaal

Elke werkwoordvorm in het praesens heeft dus een stam en een uitgang. Sommigen ook een tussenklinker:
voca-nt (stam-uitgang)
audi-u-nt (stam- tussenklinker- uitgang

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Heeft deze werkwoordsvorm een tussenklinker?
temptas (temptare)?
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quizvraag

Heeft deze werkwoordsvorm een tussenklinker?
dormis (dormire)?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

Heeft deze werkwoordsvorm een tussenklinker?
cadis (cadere)?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

Heeft deze werkwoordsvorm een tussenklinker?
dormiunt (dormire)?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quizvraag

Aan de slag nu!
Hulpboek p. 104 t/m 108
Doelen: 
1. Je kent de persoonsuitgangen van het praesens
2. Je kent de 4 werkwoordgroepen 
3. Je kan werkwoorden onderbrengen bij de juiste werkwoordgroep 
4. Je weet wat een bindvocaal is en wanneer je dit gebruiken moet
5. Je kan werkwoorden vervoegen in het praesens

Slide 28 - Tekstslide