Hulpboek p. 104 t/m 108Doelen:
1. Je kent de persoonsuitgangen van het praesens
2. Je kent de 4 werkwoordgroepen
3. Je kan werkwoorden onderbrengen bij de juiste werkwoordgroep
4. Je weet wat een bindvocaal is en wanneer je dit gebruiken moet
5. Je kan werkwoorden vervoegen in het praesens