Haben, sein, feesttenten en voltooid deelwoord

Alle Grammatik Kapitel 6 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Alle Grammatik Kapitel 6 

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
- haben und sein
-feesttenten regel
- werkwoorden met stam op -d of -t
-voltooid deelwoord [kader]
-Socrativ woordjes

Slide 2 - Tekstslide

Hebben

ik heb 
jij hebt
hij/ zij/ het heeft
wij hebben
jullie hebben
u heeft/ zij hebben
haben

ich habe
du hast
 er/sie/es hat
wir haben
ihr habt
Sie/sie haben

Slide 3 - Tekstslide

zijn

ik ben
jij bent
hij/zij/het is
wij zijn
jullie zijn
u bent/ zij zijn
sein

ich bin
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
Sie/sie sind

Slide 4 - Tekstslide

ik ben
A
ich habe
B
ich bin
C
ich bist
D
ich ben

Slide 5 - Quizvraag

jullie hebben
A
ihr habt
B
ihr seid
C
ihr seit
D
ihr hat

Slide 6 - Quizvraag

u bent
A
sie sint
B
sie sind
C
Sie sind
D
sie sint

Slide 7 - Quizvraag

Werkwoorden vervoegen
hoe gebruik ik de feesttenten regel???????

Slide 8 - Tekstslide

'Normale' regel:
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
mach
mach
mach

mach
mach
mach
FE
e
st
t

en
t
en
(FE) esttenten

Slide 9 - Tekstslide

Hoe gebruik je de regel?
1. Wat is de stam van het werkwoord?
2. Welk persoonlijkvoornaamwoord staat in de zin?
3. Regel ''feesttenten'' toepassen.
ich spiele Fussball. 

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoorden waarvan de stam eindigd op een -d 

ich rede
du redest 
er sie es redet
wir reden
ihr redet
Sie/sie reden
Werkwoorden waarvan de stam eindigd op een -t

ich arbeite
du arbeitest
er sie es arbeitet
wir arbeiten 
ihr arbeitet
Sie/sie arbeiten

Slide 11 - Tekstslide

Ich [spielen] mit meiner Freundin.
A
spielt
B
spielst
C
spiele
D
spiel

Slide 12 - Quizvraag

Er [arbeiten] zu Hause.
A
arbeiten
B
arbeit
C
arbeitt
D
arbeitet

Slide 13 - Quizvraag

Voltooid deelwoord
ge+stam+t

eindigd op een -d of een -t?
ge+stam+et

Slide 14 - Tekstslide

voltooid deelwoord van spielen

Slide 15 - Open vraag

voltooid deelwoord van arbeiten

Slide 16 - Open vraag

Socrative
Let op: 
- der/die/das 
- hoofdletters
ß = ss
ü = ue
ö = oe

Slide 17 - Tekstslide